Wenst u meerdere opleidingen
te volgen bij LegalLearning?

Overweeg dan zeker ons jaarabonnement 

 

Krijg toegang tot +150 opleidingen

Live & on demand webinars

Voor uzelf en/of uw medewerkers


Faillissementsrecht:
recente wetgeving én rechtspraak
anno 2024

Mr. Ilse van de Mierop en mr. Charlotte Sas (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 6 december 2024


De afschaffing van de quasi-immuniteit van de bestuurder: waarom delegatie én compliance nog belangrijker zijn geworden

Mr. Stijn De Meulenaer en mr. Fien Schreurs (Everest)

Webinar op dinsdag 18 februari 2025

Afdwinging van aansprakelijkheid na het faillissement van een vennootschap: een pleidooi voor een aantal (wets)wijzigingen (Intersentia)

Auteur: Intersentia

Bij Intersentia is in maart 2023 het boek ‘Collectieve en individuele schade’ van mr. Roel Verheyden, advocaat bij Altius, verschenen.
Dit boek is opgebouwd rond de vraag hoe het juridische kader inzake de afdwinging van aansprakelijkheid na het faillissement van een vennootschap-rechtspersoon eruit moet zien om het onderliggende agency-conflict tussen schuldeisers en curator te verzachten, zonder de voordelen van een collectieve insolventieprocedure op te geven.

Het eerste deel schetst op exhaustieve wijze de afdwinging van aansprakelijkheid in België in een faillissementsrechtelijke context vanaf de tweede helft van de 19de eeuw, in het bijzonder door de analyse van de rechtspraak van het Hof van Cassatie inzake de afbakening van collectieve en individuele schade.

Via externe rechtsvergelijking met het Nederlandse, Franse en Duitse recht onderzoekt het boek vervolgens welke parameters bepalen of een aansprakelijkheidsvordering een collectief, dan wel individueel karakter heeft na het faillissement van een vennootschap, en wat de implicaties zijn van die kwalificatie (vorderingsrechten van curator en schuldeisers, hulpmiddelen van curator, verdeling van opbrengst van collectieve vorderingen, de afwikkeling in geval van co-existentie tussen individuele en collectieve vorderingen, de afdwinging in het kader van het internationaal privaatrecht en de situatie bij de sluiting van het faillissement).

In de conclusie worden een aantal (wets)wijzigingen voorgesteld om het huidige juridische kader te optimaliseren op het vlak van de afdwinging van aansprakelijkheidsvorderingen tegen derden na faillissement van de vennootschap, de excepties die de aangesproken derde daarbij kan inroepen en de financiering van collectieve vorderingen bij een zogenaamde lege faillissementsboedel.

Collectieve en individuele schade’ – 2023, ISBN 9789400015616, een uitgave van Intersentia

Intersentia interviewde de auteur naar aanleiding van deze publicatie.

Kunt u kort de essentie van het boek schetsen?

Omdat het faillissement de collectieve vereffeningsprocedure bij uitstek is, waar het failliete vermogen wordt beheerd door een neutrale bewindvoerder en de principiële gelijkheid van schuldeisers vooropstaat, wou ik een onderzoek doen naar de vraag of en in welke mate schuldeisers van een failliete vennootschap zelf de aansprakelijkheid van derden kunnen afdwingen en welke eventuele juridische obstakels ze moeten overwinnen. Die vragen staan centraal in dit boek.

Om een goed inzicht te hebben in de materie heb ik ervoor gekozen om eerst een titel te wijden aan de grondbeginselen van het faillissementsrecht en de rol van de curator. De introductie over de grondbeginselen van het faillissementsrecht is vereist, omdat de aansprakelijkheid van een derde die schade heeft berokkend aan het vermogen van de vennootschap-rechtspersoon, doorgaans pas aan de orde is na het faillissement van de vennootschap. Het faillissement verschijnt als het momentum bij uitstek waarop de aansprakelijkheid van insiders (de statutaire en feitelijke bestuurders en de aandeelhouders) van de vennootschap realiteit kan worden. Nochtans is het niet altijd gemakkelijk om de oorzaken (en aansprakelijkheden) van het faillissement te achterhalen, precies omdat de curator voor zijn informatiegaring aangewezen is op dezelfde insiders van de vennootschap.

Bovendien is het ook zo dat schuldeisers de facto “onteigend” worden indien zij na het faillissement van de vennootschap op geen enkele manier invloed of controle kunnen uitoefenen op de wijze waarop de curator rechtsvorderingen van de boedel (niet) instelt. En zelfs al toont de curator zich bereid om te procederen, dan nog zal de boedel die procedures in veel gevallen simpelweg niet kunnen financieren, zodat elke actie bij voorbaat in de kiem wordt gesmoord. Wanneer de boedelschulden niet voldaan kunnen worden, volgt zelfs een summiere sluiting van het faillissement (art. XX.135 WER). Het is haast ironisch dat er meer geschreven wordt over bestuursaansprakelijkheid (al dan niet na faillissement) dan dat er vorderingen (kunnen) worden ingesteld.

Kunt u wat meer uitleg geven over zowel de onderzoeksvraag en de onderzoeksmethode die centraal staan in uw boek?

Vooreerst is het zo dat de inzichten uit de literatuurstudie resulteerden in de volgende onderzoeksvraag: “Hoe zou het juridische kader inzake de afdwinging van aansprakelijkheid na het faillissement van een vennootschap-rechtspersoon eruit moeten zien om het agency-conflict tussen schuldeisers en curator te verzachten, zonder de voordelen van een collectieve insolventieprocedure op te geven?”

Die centrale onderzoeksvraag wordt beantwoord aan de hand van twee deelvragen die het onderzoek operationaliseren en structureren:

i) “Welke parameters bepalen of een (aansprakelijkheids)vordering een collectief, dan wel individueel karakter heeft na het faillissement van een vennootschap?”

en  ii) “Wat zijn de implicaties van een collectieve of individuele kwalificatie van een (aansprakelijkheids)vordering voor de afwikkeling ervan?”

Daarnaast is het gevoerde onderzoek een klassiek onderzoek, gesteund op een analyse van rechtspraak en rechtsleer. Het betreft een intradisciplinair onderzoek, daar zowel regels uit het vennootschapsrecht, het verbintenissenrecht, het insolventierecht als het straf(proces) recht aan bod komen. Het boek heeft ook een rechtsvergelijkende insteek: een studie van de bevoegdheidsverdeling tussen curator en schuldeisers bij de afdwinging van de aansprakelijkheid na faillissement in andere rechtsstelsels kan immers perspectieven bieden om het Belgische systeem te optimaliseren.

Uw boek bestaat uit twee duidelijk onderscheiden delen, wat was daar de bedoeling van?

Het eerste deel schetst de historische evolutie van de regels rond insidersaansprakelijkheid en de manier waarop ze worden afgedwongen na faillissement van de vennootschap. Die principes vloeien voort uit de collectieve-schadeleer van het Hof van Cassatie, het aanknopingspunt voor de afbakening van de begrippen collectieve en individuele schade, en de daaraan verbonden initiatiefrechten van curator en individuele schuldeisers. Dit deel staat eigenlijk op zichzelf, in de zin dat het alle elementen bevat die in het tweede deel op een systematische manier worden geanalyseerd.

De systematiek van het huidige recht staat dus centraal in het tweede deel. Na het rechtsvergelijkend onderzoek van de algemene criteria en de rechtsgronden om collectieve en individuele vorderingen van elkaar te onderscheiden in Titel I, volgt in Titel II een analyse van de implicaties van de kwalificatie van een aansprakelijkheidsvordering als zijnde collectief of individueel voor de afwikkeling ervan. Het eerste hoofdstuk gaat in op de verhouding tussen de bevoegdheid van de curator tegenover de inspraakrechten van schuldeisers bij de uitoefening van collectieve vorderingen. Hoofdstuk 2 besteedt vervolgens aandacht aan de hulpmiddelen waarop de curator desgevallend een beroep kan doen. De verdeling van de opbrengst van de collectieve vordering onder de gezamenlijke schuldeisers staat centraal in hoofdstuk 3. De co-existentie tussen een collectieve en een individuele vordering maakt het voorwerp uit van hoofdstuk 4. De kwalificatie van de aansprakelijkheidsvordering en de inhoud van de hoofdstukken 1 t.e.m. 4 bepaalt de rechtsmacht en het toepasselijke recht in aansprakelijkheidsgeschillen met een grensoverschrijdend element, waardoor dat aspect pas aan bod komt in hoofdstuk 5. Last but not least, bestudeert hoofdstuk 6 de afwikkeling van een aansprakelijkheidsvordering op het moment van en na sluiting van het faillissement van de vennootschap, voor zover dat niet gebeurd zou zijn tijdens het faillissement.

Opvallend is ook dat u terecht een aantal ingrijpende wijzigingen voorstelt, die zeer gedetailleerd worden uitgewerkt in uw publicatie.

Dat is inderdaad zo: de door mij voorgestelde wijzigingen, waar ik onmogelijk in het kort kan over uitweiden, zouden het thema van good bankruptcy governance op de agenda’s van de betrokken actoren moeten kunnen plaatsen en bijgevolg een (academisch en praktisch) debat op gang brengen over de inspraakrechten van schuldeisers bij het beheer van het faillissement van een vennootschap en de afwikkeling van aansprakelijkheidsvorderingen in het bijzonder , alsook over de hulpmiddelen die ter beschikking worden gesteld aan de weinig benijdenswaardige curator van een lege boedel.

» Bekijk alle artikels: Insolventie & Faillissement

Boeken in de kijker: