Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Aandachtspunten bij het opstellen
en analyseren van ICT-contracten

Mr. Lynn Pype en mr. Liesa Boghaert (Timelex)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Handelspraktijken en consumentenbescherming:
recente topics onder de loep

Dr. Stijn Claeys en mr. Arne Baert (Racine)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Intellectuele eigendomsrechten in de onderneming:
wie is eigenaar van door werknemers en dienstverleners ontwikkelde creaties?

Dr. Nele Somers (ARTES) en mr. Veerle Scheys (Mploy)

Webinar op dinsdag 23 april 2024

Wetsontwerp betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen : België stelt zich op orde! (Lydian)

Auteurs: Annick Mottet Haugaard en Olivia Santantonio (Lydian)

Publicatiedatum: 26/06/2018

In huidige e-zine onderzoeken we hoe de Belgische wetgever van plan is om de Europese richtlijn in het bestaande rechtskader om te zetten en de marge te gebruiken die de richtlijn laat.

Richtlijn (EU) 2016/943 van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (“Richtlijn“) moest worden omgezet in nationale wetgeving tegen 9 juni 2018.

Zoals aangekondigd in een vorige e-zine, is de doelstelling van de Richtlijn het vaststellen van een toereikend en vergelijkbaar niveau van rechtsmiddelen voor de bescherming van bedrijfsgeheimen binnen de Europese Unie in geval van diefstal of onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen teneinde innovatie te stimuleren en te beschermen en het concurrentievermogen van Europese ondernemingen, in het bijzonder KMO’s, te verbeteren.

De Richtlijn heeft een minimale harmonisatie voorzien en biedt daarom ruimte voor de lidstaten.

In de Belgische wetgeving bestaat er, vóór de goedkeuring van het hieronder beschreven wetsontwerp, geen algemeen en homogeen rechtskader om bedrijfsgeheimen te beschermen. Afhankelijk van de omstandigheden kan een overtreding van artikel 17, 3° van de Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten en eventueel artikel 309 van het Strafwetboek, een daad van oneerlijke concurrentie (artikel VI.104 van het Wetboek van Economisch Recht (“WER“)) of een schending van de verplichting tot buitencontractuele aansprakelijkheid (artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek) ingeroepen worden.

Deze bepalingen zijn echter versnipperd en onvolledig, zodanig dat de omzetting van de Richtlijn uniformiteit mogelijk zal maken.

Op 19 januari 2018 vernamen we dat de Ministerraad op voorstel van de minister van Economie Kris Peeters en de minister van Justitie Koen Geens een voorontwerp van wet inzake de bescherming van bedrijfsgeheimen goedkeurde.

Na een tweede lezing en het advies van de Raad van State werd op 12 juni 2018 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een wetsontwerp inzake de bescherming van bedrijfsgeheimen (“Wetsontwerp“) ingediend en publiek toegankelijk gemaakt op 18 juni.

Dit Wetsontwerp voorziet voornamelijk in wijzigingen in het WER (definitie, materiële bepalingen, vordering tot staking…), het Gerechtelijk Wetboek (bevoegdheid, voorlopige maatregelen, vertrouwelijkheid en dwangsom) en de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Hoewel het doel niet is om een ​​nieuw exclusief intellectueel eigendomsrecht te creëren, werd besloten om het merendeel van de materiële rechtsbepalingen in Boek XI van het WER op te nemen (d.w.z. het boek dat betrekking heeft op intellectuele eigendom dat “Intellectuele eigendom en bedrijfsgeheimen” wordt) aangezien het toepasselijke wettelijke regime in veel opzichten identiek is.

A.  Definitie bedrijfsgeheimen

De Belgische wetgever heeft de definitie van de Richtlijn overgenomen, met name dat om als bedrijfsgeheim gekwalificeerd te kunnen worden, de informatie moet voldoen aan 3 cumulatieve voorwaarden:

  • De informatie moet handelswaarde bezitten,
  • De informatie moet geheim zijn (niet algemeen bekend zijn bij of gemakkelijk toegankelijk zijn voor personen binnen de betrokken kringen),
  • De informatie moet onderworpen zijn aan redelijke veiligheidsmaatregelen om ze geheim te houden (contractuele bepalingen, fysieke of virtuele beveiligingsmechanismen, i-depot, …).

Het kan daarom de knowhow van een bedrijf omvatten, de geheimen van de fabriek of bedrijfsgeheimen en de fabrieksgeheimen (welke de knowhow en technische handelwijzen omvatten).

In het licht van deze definitie wordt artikel 17 van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten gewijzigd om aan te sluiten bij deze definitie. In de praktijk zou dit niet tot significante veranderingen mogen leiden, aangezien de wijziging in overeenstemming is met de rechtspraak en de interpretatie door de rechtbanken en hoven van het begrip fabrieksgeheimen.

B.  Sanctie bij onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken

Net als de Richtlijn, spreekt het Wetsontwerp van (i) onrechtmatige verkrijging van bedrijfsgeheimen in geval van onbevoegde toegang tot of het onbevoegd kopiëren van een document, dossier, … en (ii) onrechtmatig gebruik of onrechtmatige openbaarmaking in geval van, met name, een inbreuk op een vertrouwelijkheidsovereenkomst. Hetzelfde geldt als de persoon in de omstandigheden wist of had moeten weten dat het onwettig was.

Het Wetsontwerp voorziet echter in uitzonderingen, met name als het verkrijgen, gebruiken en openbaar maken:

  • dient om het recht op de vrijheid van meningsuiting en van informatie uit te oefenen,
  • Noodzakelijk is voor de informatie en raadpleging van werknemers en hun vertegenwoordigers (ten behoeve van de ondernemingsraad, collectieve arbeidsovereenkomst),
  • dient om een ​​fout, een illegale activiteit aan het licht te brengen en zo het algemeen belang te beschermen zoals in principe de klokkenluiders,
  • dient om een ​​legitiem belang te beschermen dat wordt erkend door de wetgeving van de Europese Unie of het nationale recht.
C.  Civielrechtelijke vordering van de houder van bedrijfsgeheimen

De voorgestelde maatregelen zijn gelijkaardig aan diegene voorzien in de richtlijn 2004/48 van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten met uitzondering van het beslag inzake namaak dat niet voorzien wordt met betrekking tot bedrijfsgeheimen aangezien het geen nieuw intellectueel eigendomsrecht betreft.

(i)  De vordering moet met een zekere snelheid worden ingesteld en beslecht  

Ter herinnering één van de doelstellingen van de Richtlijn is dat maatregelen binnen een redelijke termijn zouden worden genomen en doeltreffend en afschrikkend zouden zijn.

Hoewel de lidstaten vrij zijn om de duur van de verjaringstermijn, alsook de aanvangsdatum ervan te bepalen, voorziet de Richtlijn dat de verjaringstermijn niet langer mag zijn dan 6 jaar.

In dit verband heeft de Belgische wetgever gekozen voor een termijn van 5 jaar, onverminderd artikel 15 van de Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten (1 jaar na beëindiging of 5 jaar na de gebeurtenis die aanleiding gaf tot de vordering zonder dat deze termijn de termijn van één jaar mag overschrijden) en onverminderd artikel XVII.5 van het WER, dat voorziet in een verjaringstermijn van één jaar voor de vorderingen tot staking zoals in kort geding.

Het beginpunt is hetzelfde als bij buitencontractuele aansprakelijkheid (d.w.z. de dag waarop de eiser kennis krijgt van het onrechtmatige gedrag en de identiteit van de dader), echter met een maximum van 20 jaar vanaf de dag volgend op de dag dat het onwettig gedrag heeft plaatsgevonden.

(ii)  Het bewaren van de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen tijdens en na gerechtelijke procedures 

Om tegemoet te komen aan dit essentieel element voorziet het Wetsontwerp dat voor elke procedure die in hoofvordering of tegenvordering betrekking heeft op een bedrijfsgeheim, de rechter een reeks maatregelen kan nemen krachtens het nieuwe artikel 871bis van het Gerechtelijk Wetboek:

  • De rechter kan het gebruik of de openbaarmaking verbieden van informatie die door de rechter als vertrouwelijk is aangemerkt,
  • De rechter kan uitdrukkelijk de personen of categorieën personen aanwijzen die toegang hebben tot de hoorzittingen en/of documenten die de rechter als vertrouwelijk aanmerkt,
  • De rechter kan de partijen onderwerpen aan een vertrouwelijkheidsverplichting (gerechtsdeskundige, getuigen, rechtbankpersoneel, …) die voortduurt na het einde van de procedure behalve indien blijkt dat het bedrijfsgeheim niet langer beantwoordt aan de drie voormelde voorwaarden onder A.,
  • De rechter mag beslissen om wat niet geheim is te publiceren of mee te delen (schrappen wat geheim is).

Om ervoor te zorgen dat deze vertrouwelijkheidsverplichting wordt gerespecteerd en een ontradend effect heeft, kan de rechter beslissen om de schending van deze verplichting te onderwerpen aan een dwangsom. Bovendien kan een boete van een bedrag schommelend tussen 500 en 25.000 EUR worden geëist van de persoon die de vertrouwelijkheidsverplichting niet nakomt.

(iii)  Voorlopige en bewarende maatregelen 

De houder van bedrijfsgeheimen kan de volgende voorlopige en bewarende maatregelen vragen en verkrijgen, op straffe van een dwangsom:

  • De staking van of het verbod op het gebruik of de openbaarmaking of de verkrijging van het bedrijfsgeheim op voorlopige basis,
  • Het verbod om inbreukmakende goederen te importeren, exporteren, stockeren, produceren, aan te bieden, in de handel te brengen of het gebruiken van verdachte inbreukmakende goederen,
  • De beslaglegging of afgifte van de verdachte inbreukmakende goederen

Dergelijke voorlopige maatregelen kunnen worden verkregen op basis van artikel 19, lid 3 van het Gerechtelijk Wetboek (voorlopige maatregelen alvorens recht te doen) of artikel 584 van het Gerechtelijk Wetboek (voorlopige maatregelen in het kader van een kort gedingprocedure).

In tegenstelling tot wat de Richtlijn bepaalt, heeft de Belgische wetgever geen specifieke bepalingen voorzien volgende dewelke de houder van het bedrijfsgeheim de rechter moet overtuigen dat er een voldoende mate van zekerheid is dat de volgende voorwaarden vervuld zijn:

  • Dat er een bedrijfsgeheim bestaat,
  • Dat hij hiervan de houder is en
  • Dat er een onrechtmatig(e) verkrijging, openbaarmaking of gebruik is geweest of dat deze dreigend is.

Inderdaad, we beschikken tevens al over voldoende bepalingen op dat vlak (regels over bewijs enogenschijnlijkheid van het recht).

De rechter zal rekening moeten houden met een reeks van specifieke omstandigheden (belangenafweging) om zijn beslissing te nemen. Hij zal bovendien de mogelijkheid hebben om:

  • Een garantie of borgstelling of een gelijkwaardige garantie te eisen van de houder, dat zonder twijfel als gevolg heeft dit soort procedures te beperken, maar wat begrijpelijk is in het licht van de maatregelen die kunnen worden genomen ten voorlopige titel (en die dus geen invloed kan hebben op de grond van de zaak),
  • Het verdere gebruik van het bedrijfsgeheim te voorzien in plaats van de voornoemde maatregelen door middel van een financiële compensatie.

Tot slot zullen de maatregelen worden herroepen als er geen procedure ten gronde wordt ingesteld binnen de termijn voorzien in de beschikking of bij gebreke binnen een termijn van maximum 20 werkdagen of 31 kalenderdagen naar gelang van welke van beide termijnen de langste is vanaf de betekening van de beschikking of als er geen sprake meer is van een bedrijfsgeheim. In deze hypotheses heeft de verweerder het recht om een schadeloosstelling te eisen voor de geleden schade.

Dit betreft een procedurele nieuwigheid in België daar het Gerechtelijk Wetboek, in het kader van een kort gedingprocedure, niet vereist dat een procedure ten gronde ingeleid dient te worden binnen een bepaalde termijn.

(iv)  Rechterlijke bevelen en corrigerende maatregelen  

De houder van bedrijfsgeheimen kan de volgende maatregelen vragen en verkrijgen, op straffe van een dwangsom:

  • De staking van of het verbod op het onrechtmatig gebruik, de openbaarmaking en het verkrijgen,
  • Het verbod om inbreukmakende goederen te importeren, exporteren, stockeren, produceren, aan te bieden, in de handel te brengen of het gebruiken van verdachte inbreukmakende goederen,
  • De toepassing van passende corrigerende maatregelen (het terugroepen van de inbreukmakende goederen, het ontdoen van de inbreukmakende goederen van hun inbreukmakende hoedanigheid, …),
  • De vernietiging of overhandiging van de inbreukmakende goederen aan de eiser. Op dit vlak voorziet het Wetsontwerp niet in specifieke maatregelen in het geval van kwade trouw van de overtreder in tegenstelling tot wat bestaat inzake intellectuele eigendomsrechten, dit zou te ver gaan gelet op de afwezigheid van het exclusief karakter. Anderzijds, in geval van overhandiging van de inbreukmakende goederen, kan de houder ervoor kiezen om ze terug te krijgen of dat ze overhandigd zouden worden aan liefdadigheidsinstellingen,
  • Vernietiging van het geheel of een deel van het document, een object dat het bedrijfsgeheim bevat of belichaamt of de overhandiging aan de eiser,
  • Gehele of gedeeltelijke publicatie van het vonnis binnen of buiten de instelling alsmede in de kranten voor een bepaalde duur met inachtneming van de geheimhoudingsverplichtingen.

Het geheel van deze maatregelen kunnen voortaan worden gevorderd in het kader van een vordering tot staking zoals in kort geding (dit was in het verleden ondenkbaar omdat werd aangenomen dat de informatie vanwege het openbaar maken haar geheime karakter verloor) of via een klassieke vordering ten gronde (slechts enkele modaliteiten zullen verschillen afhankelijk van de gekozen procedure). De vordering tot staking zoals in kort geding is echter niet mogelijk tegen de tussenpersonen en dit in tegenstelling tot wat voorzien is inzake intellectuele eigendom.

De houder van bedrijfsgeheimen kan ook schadeloosstelling vragen indien de inbreukmaker het onrechtmatig karakter kende (de schadevergoeding kan bestaan uit de gederfde winst, de onrechtmatige winst en de morele schade, wat dus meer is dan de royalty van een legitieme licentienemer, evenals de eventuele identificatie- en onderzoekskosten). Het is nodig om de fout te bewijzen (d.w.z. in dit geval de materiële schending van een contractuele bepaling (contractuele fout) of een wettelijke of reglementaire bepaling die de overtreder burgerrechtelijk aansprakelijk stelt, op voorwaarde dat deze schending vrijwillig en bewust werd begaan(buitencontractuele fout), het oorzakelijk verband en de te herstellen schade (d.w.z. het herstel van de totaliteit van de werkelijk geleden schade). Als het onmogelijk is om het bedrag precies te ramen, kan de rechter dit doen op basis van een forfaitair bedrag. Deze maatregel is louter mogelijk in de context van een klassieke vordering ten gronde.

Zoals bij de voorlopige en bewarende maatregelen zal de rechter rekening moeten houden met een reeks van specifieke omstandigheden om zijn beslissing te nemen (waarde van het bedrijfsgeheim, maatregelen genomen om het te beschermen, de handelwijze van de inbreukmaker, de effecten van het onrechtmatig gebruiken of openbaar maken, de rechtmatige belangen van de partijen, de bescherming van grondrechten, …).

Bovendien, indien de inbreukmaker niet wist of had hij gezien de omstandigheden niet hoeven weten dat het bedrijfsgeheim werd verkregen van een andere persoon die het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier gebruikte of openbaar maakte en de voormelde maatregelen een disproportionele schade zouden toebrengen, kan de rechter deze maatregelen vervangen door een financiële compensatie die niet hoger mag zijn dan het bedrag ontvangen als vergoeding / royalty’s.

Tot slot, op verzoek van de inbreukmaker, zullen de maatregelen worden herroepen als het bedrijfsgeheim niet langer voldoet aan de definitie.

(v)  Procesrechtmisbruik

De verweerder heeft het recht om een schadevergoeding te eisen indien de gerechtelijke procedure door de houder van het bedrijfsgeheim zou zijn ingeleid met het oog op misbruik of te kwader trouw. Ook hier heeft de Belgische wetgever geoordeeld dat het Belgische gerechtelijk arsenaal voldoende uitgebreid was (civielrechtelijke boete, maximale rechtsplegingsvergoeding) en heeft hij geen aanvullende bepalingen voorzien.

(vi)  Bevoegde rechtbanken voor de hoofdvordering 

Het WER en Gerechtelijk Wetboek zullen worden aangepast teneinde te voorzien dat alleen de rechtbanken van koophandel die gevestigd zijn in de zetel van een hof van beroep (hof van beroep van de woonplaats van de verweerders of eisers als de verweerder niet gedomicilieerd is of geen verblijfplaats heeft in België) zelfs als de partijen geen ondernemingen zijn en ongeacht het bedrag van de vordering, behalve in geval van een geschil met een werknemer als laatstgemelde nog steeds in dienstverband is.

Als bovendien tegelijkertijd een andere bepaling van het WER wordt geschonden, is het de schending van het bedrijfsgeheim die de territoriale bevoegdheid zal bepalen.

D.  Toepassingsdatum

De nieuwe wet zal van toepassing zijn op de juridische feiten die zich voordoen na de inwerkingtreding ervan (in principe 10 dagen na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad), maar ook op de juridische feiten die zich onder de oude wet hebben voorgedaan maar die blijven voortbestaan ​​onder de nieuwe wet. In de lopende procedures op het tijdstip van inwerkingtreding zullen de partijen zich daarentegen niet kunnen beroepen op de nieuwe bepalingen en dit om rechtsonzekerheid te voorkomen.

E.  Aanbevelingen

Wij nodigen u uit om (i) de informatie die als vertrouwelijk wordt beschouwd binnen uw onderneming duidelijk te identificeren en te inventariseren, (ii) de personen te identificeren die er toegang toe hebben, (iii) de getroffen of in te voeren beschermende maatregelen te identificeren, (iv) uw geheimhoudingsovereenkomsten/-clausules te herzien ten opzichte van het begrip vertrouwelijke informatie / bedrijfsgeheimen evenals uw arbeidsovereenkomsten.

In geval van een geschil, zult u meer kans hebben om in het gelijk te worden gesteld in het kader van een vordering tot staking zoals in kort geding (sneller) en om te verkrijgen dat de rechter de toegang beperkt of het gebruik van bepaalde informatie als essentieel beschouwd verbiedt.

Lees hier het originele artikel