Boek 3 ‘Goederenrecht’ vier jaar later:
een evaluatie aan de hand van 15 vragen

Dr. Siel Demeyere (Eubelius)

Webinar op dinsdag 6 mei 2025


Cryptomunten anno 2025:
een stand van zaken

Mr. Jonas Helaut en mr. Mégdi Zagheden

(Everest Advocaten)

Webinar op donderdag 12 juni 2025


Intellectuele rechten: recente ontwikkelingen

Dr. Nele Somers (Artes)

Webinar op dinsdag 20 mei 2025


Wenst u meerdere opleidingen
te volgen bij LegalLearning?

Overweeg dan zeker ons jaarabonnement 

 

Krijg toegang tot +150 opleidingen

Live & on demand webinars

Voor uzelf en/of uw medewerkers


Aannemingscontracten:
10 onderdelen onder de loep

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven

( Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 3 juni 2025


Bewijsrecht in ondernemingszaken:
een praktijkgericht overzicht

Dhr. Pierre Thiriar (hof van beroep Antwerpen)

Webinar op donderdag 12 juni 2025

Weens koopverdrag en de bepaling dat de koper de zaken binnen een termijn moet keuren of doen keuren (LegalNews)

Auteur: Marc Vandecasteele (LegalNews)

Artikel 7.1 van het Verdrag der Verenigde Naties van 11 april 1980 inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken, opgemaakt te Wenen, hierna Weens Koopverdrag, bepaalt dat voor de uitleg van dit Verdrag rekening dient te worden gehouden met het internationale karakter ervan en met de noodzaak eenvormigheid in de toepassing ervan en naleving van de goede trouw in de internationale handel te bevorderen.

Artikel 7.2 bepaalt dat vragen betreffende de door dit Verdrag geregelde onderwerpen, die hierin niet uitdrukkelijk zijn beslist, worden opgelost aan de hand van de algemene beginselen waarop dit Verdrag berust, of bij ontstentenis van zodanige beginselen, in overeenstemming met het krachtens de regels van internationaal privaatrecht toepasselijke recht.

Voor een eenvormige invulling van de leemten moet aldus in eerste instantie aansluiting worden gezocht bij de algemene beginselen waarop het Verdrag berust.

Krachtens artikel 79.1 Weens Koopverdrag is een partij niet aansprakelijk voor een tekortkoming in de nakoming van een van haar verplichtingen, indien zij aantoont dat de tekortkoming werd veroorzaakt door een verhindering die buiten haar macht lag en dat van haar redelijkerwijs niet kon worden verwacht dat zij bij het sluiten van de overeenkomst met die verhindering rekening zou hebben gehouden of dat zij deze of de gevolgen ervan zou hebben vermeden of te boven zou zijn gekomen.

Uit de voormelde verdragsbepalingen volgt dat, hoewel het Weens Koopverdrag geen alomvattende regeling van de bewijslastregeling vooropstelt, de vraag naar de bewijslastverdeling onder de werkingssfeer van het Verdrag valt en het Verdrag als bewijslastbeginsel vooropstelt dat degene die iets beweert, dit moet bewijzen.

Artikel 38.1 Weens Koopverdrag bepaalt dat de koper de zaken binnen een, gelet op de omstandigheden zo kort mogelijke, termijn moet keuren of doen keuren.

Artikel 39.1 Weens Koopverdrag bepaalt dat de koper het recht verliest om zich erop te beroepen dat de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden, indien hij niet binnen een redelijke termijn nadat hij dit heeft ontdekt of had behoren te ontdekken de verkoper hiervan in kennis stelt, onder opgave van de aard van de tekortkoming.

Uit de artikelen 38.1 en 39.1 Weens Koopverdrag en het aan het Verdrag ten grondslag liggend bewijsbeginsel volgt dat het, in beginsel, aan de koper toekomt het bewijs van het gebrek of niet-conformiteit te leveren en dat het aan de verkoper die de laattijdigheid van de kennisgeving als verweer aanvoert, toekomt om het bewijs te leveren van het ogenblik waarop de koper kennis had of behoorde te hebben van het gebrek of de niet-conformiteit en, in het kader daarvan, van het zichtbaar karakter ervan.

Wanneer evenwel de koper heeft nagelaten de goederen te keuren, komt het hem toe om te bewijzen dat het gebrek of de niet-conformiteit op het ogenblik van de levering niet-zichtbaar was.

Op 6 juni 2024 boog het Hof van Cassatie zich over het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 28 juni 2023.

De appelrechter stelt vast en oordeelt dat:

  • de hambotten op 16 en 18 januari 2019 bij de klant van de eiseres werden geleverd
  • de eiseres niet aantoont en zelfs niet beweert dat zij de hambotten na de aflevering bij haar klant aan een visuele controle heeft onderworpen, minstens bij wijze van steekproef om eventuele zichtbare non-conformiteiten vast te stellen, wat nochtans gemakkelijk kon gebeuren middels een visuele controle aangezien de hambotten in een transparante folie waren verpakt
  • de eiseres terecht stelt dat de keuring waarvan sprake in artikel 38.1 Weens Koopverdrag enkel betrekking heeft op zichtbare gebreken of niet-conformiteiten
  • de eiseres evenwel, vermits zij in het geheel geen keuring heeft uitgevoerd, niet aantoont dat de gist op het ogenblik van de levering bij haar klant niet zichtbaar was
  • de eiseres de verweerster pas op 11 februari 2019 in kennis stelde van het feit dat haar klant had gemeld dat de hambotten in de verpakking “beschimmeld” waren, hetzij respectievelijk 26 en 24 dagen na de levering, wat niet redelijk is gelet op de aard van de goederen (diervoeder) en de vastgestelde niet-conformiteiten waarvan de deskundige niet uitsluit dat ze zichtbaar waren op het ogenblik van de levering.

Door aldus, na te hebben vastgesteld dat de eiseres de goederen niet had gekeurd, de bewijslast van het niet-zichtbaar karakter van het gebrek op het ogenblik van de levering bij de eiseres te leggen, verantwoordt de appelrechter zijn beslissing naar recht.

Lees hier het Cassatie-arrest van 6 juni 2024 

» Bekijk alle artikels: Handel & Consument, Verbintenissen & Goederen

Boeken in de kijker: