De nieuwe wet op de private opsporing

Dhr. Bart De Bie (i-Force) en mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op donderdag 17 oktober 2024


Vennootschapsrecht:
recente wetgeving én rechtspraak anno 2024

Mr. Joris De Vos en mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op donderdag 21 november 2024


Handelspraktijken en consumentenbescherming:
recente topics onder de loep

Dr. Stijn Claeys en mr. Arne Baert (Racine)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

Pand op aandelen: praktische handvaten (Schoups)

Auteurs: Gwen BeversEmilie Bogaerts en Sacha Klajnfeld (Schoups)

Het pand op aandelen is een courant zekerheidsmechanisme in het handelsverkeer. Zijn populariteit valt onder meer te danken aan de (kosten)efficiëntie waarmee het pandrecht wordt gevestigd, het gebrek aan formaliteiten om de tegenwerpelijkheid ervan te bekomen en de flexibiliteit bij de desgevallende uitwinning ervan. In dat opzicht is het relevant om enkele praktische handvaten mee te geven aan eenieder die een pand op aandelen overweegt.

Toepasselijke regelgeving

Met de invoering van de Pandwet[i] streefde de wetgever uniformisering na binnen het pandrecht. Daarbij werd het onderscheid tussen het burgerlijk pand en handelspand afgeschaft. De verpanding van aandelen[ii] (of van andere financiële instrumenten, bankvorderingen of contanten) bleef echter geregeld in een afzonderlijke wet, m.n. de Wet Financiële Zekerheden (hierna: WFZ)[iii]. De verhouding tussen de Pandwet en de WFZ is enigszins onduidelijk, alleszins wat de consumentenrechtelijke beschermingsregels in de Pandwet betreft (zie verder). De WFZ sluit de toepassing van de Pandwet voor het pand op aandelen uit, behalve voor een aantal uitdrukkelijk vermelde bepalingen, die onverminderd van toepassing blijven.[iv]

Regels van toepassing op pandgevers-consumenten

De Pandwet maakt een onderscheid tussen pandgevers die consument zijn en pandgevers die géén consument zijn. In het eerste geval gelden strengere regels. Zo is er o.a. een geschrift vereist voor de totstandkoming van het pandrecht[v] (in tegenstelling tot de loutere wilsovereenstemming die bij de inpandgeving door niet-consumenten volstaat[vi]), zijn er grenzen aan de waarde van het verpande goed[vii], en gelden strengere regels bij uitwinning.[viii]

Op de vraag of de beschermingsregels uit de Pandwet ten voordele van pandgevers-consumenten ook gelden bij toepassing van de WFZ – hetgeen het geval is bij een pand op aandelen –, bestaat geen eenduidig antwoord. Volgens de meerderheidsstrekking zijn de consumentenbeschermende bepalingen van de Pandwet niet van toepassing: de WFZ vermeldt deze immers niet in het lijstje van toepasselijke bepalingen uit de Pandwet. Een minderheid brengt daartegen in dat de WFZ zelf aangeeft dat deze van toepassing is onverminderd de wetgeving inzake consumentenbescherming[ix]. Deze onduidelijkheid over het toepassingsgebied heeft praktische implicaties bij de inpandgeving van aandelen door een consument: bv. is een voorafgaande rechterlijke machtiging vereist voor de uitwinning ten aanzien van een pandgever-consument, of kan dit ook zonder enige rechtelijke tussenkomst? Volgens de meerderheidsstrekking kan het simpelweg zonder rechtelijke tussenkomst: de bedoeling van de wetgever bij de invoering van de Pandwet was immers om de WFZ, inclusief het daarin bepaalde flexibele uitwinningsmechanisme, onverlet te laten.

Totstandkoming en tegenwerpelijkheid

Het vestigen van een pandrecht op aandelen is eenvoudig: de pandovereenkomst komt tot stand door de loutere wilsovereenstemming tussen pandgever en pandhouder.[x] Ook de tegenwerpelijkheid van een pand op aandelen verloopt efficiënt: dit kan eenvoudigweg door het pandrecht in het aandelenregister in te schrijven.[xi] Bij wijze van praktisch voorbeeld kan volgende standaardclausule worden opgenomen in een aandelenregister:

Krachtens een overeenkomst van pand op aandelen d.d. [datum] zijn [aantal] aandelen op naam door [naam pandgever-aandeelhouder] in [eerste, tweede, …] rang in pand gegeven ten voordele van [naam pandhouder]. Dit pand werd ingeschreven op [datum].

Of de tegenwerpelijkheid van een pand op aandelen ook wordt bekomen door een loutere inschrijving in het pandregister, is omstreden. De praktische relevantie van deze vraag bespreken we in de volgende afdeling.

Pand- en aandelenregister consulteren

Om zekerheid te hebben over de vraag of aandelen al dan niet verpand zijn, is het aangewezen om naast het aandelenregister ook het pandregister te consulteren.[xii] Zoals aangehaald, kan een pandrecht op aandelen volgens bepaalde auteurs immers ook tegenwerpelijk zijn door loutere registratie ervan in het pandregister. Maar zelfs voor zij die een andere mening zijn toegedaan, is consultatie van het pandregister geen overbodige opzoeking. Aandelen kunnen immers als onderdeel van de handelszaak van de moedervennootschap in pand zijn gegeven, en de inpandgeving ervan wordt tegenwerpelijk door inschrijving in het pandregister. In het kader van een boekenonderzoek (legal due diligence) is het dan ook belangrijk om naast het aandelenregister telkens ook het pandregister te consulteren.

Lidmaatschaps- en vermogensrechten van verpande aandelen

Als uitgangspunt geldt dat de pandgever de enige eigenaar is en blijft van zijn verpande aandelen, tot aan de eventuele uitwinning daarvan. De pandgever blijft de lidmaatschapsrechten verbonden aan de verpande aandelen uitoefenen. Statutaire of contractuele afwijkingen zijn evenwel mogelijk. Zo kunnen de statuten of de pandovereenkomst het stemrecht bij de pandhouder leggen, of een regeling uitwerken waarbij de pandgever dan wel de pandhouder het stemrecht geniet, afhankelijk van de te nemen beslissing. Belangrijk hierbij: de partij die het stemrecht mag uitoefenen, is gerechtigd (bij uitsluiting van de andere partij) om aanwezig te zijn op de algemene vergadering, en om het vraag- en informatierecht verbonden aan de aandelen uit te oefenen. Om praktische redenen wordt vaak bepaald dat de pandgever gerechtigd blijft om alle lidmaatschapsrechten verder uit te oefenen, doch dat hij daarbij de waarde van de aandelen niet (substantieel) mag aantasten of de mogelijkheden voor pandverzilvering niet mag schaden.

Over de vraag wie gerechtigd is om dividenden van in pand gegeven aandelen te innen, bestaat onenigheid in rechtsleer. Hetzelfde geldt voor de vraag naar de uitoefening van het voorkeursrecht in geval van een kapitaalverhoging. Bij gebrek aan duidelijk antwoord, is het partijen aangewezen om een gedetailleerde regeling uit te werken in de pandovereenkomst.

Uitwinning van het pandrecht

Door het flexibele uitwinningsregime van de WFZ kan een pandrecht op aandelen snel en eenvoudig worden uitgewonnen in geval van niet-betaling. De pandhouder kan de verpande aandelen verzilveren door deze te verkopen, zonder voorafgaande ingebrekestelling noch rechterlijke tussenkomst (al bestaat hierover discussie bij pandgevers-consumenten, zie hoger).[xiii] Misbruiken bij uitwinning kunnen uiteraard achteraf door de rechter worden gesanctioneerd.[xiv]

De verkoop van verpande aandelen is in de praktijk evenwel geen efficiënte oplossing, er moet immers een geïnteresseerde koper worden gevonden. Het is daarom nuttig om in de pandovereenkomst te bepalen dat de pandhouder de aandelen mag toe-eigenen in geval van niet-betaling.[xv] Dergelijke contractuele toe-eigening is overeenkomstig de Pandwet evenwel niet toegestaan wanneer de pandgever een consument is. Zoals hoger toegelicht, is het echter onduidelijk of deze consumentenbeschermende regels van toepassing zijn bij een pand op aandelen.

Om toe-eigening door de pandhouder mogelijk te maken, dienen de partijen (praktische) afspraken te maken, onder meer hoe de aandelen zullen worden gewaardeerd. De waarde van de in pand gegeven aandelen moet dus alleszins bepaalbaar zijn. Het bedrag dat voortvloeit uit de overeengekomen waarderingsregels wordt dan bij toe-eigening door de pandhouder toegerekend op de schuldvordering waarvoor het pandrecht werd gevestigd.

Bron: Schoups


[i]      Wet van 11 juli 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake, BS 2 augustus 2013, 48.463, zoals gewijzigd door de wet van 25 december 2016 houdende de wijziging van verscheidene bepalingen betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen, BS 30 december 2016, 91.950.

[ii]     Deze bijdrage beperkt zich tot aandelen die binnen het toepassingsgebied van de WFZ vallen, waaronder aandelen in de BV, CV en NV.

[iii]     Wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, BS 1 februari 2005, 2.961.

[iv]     Artikel 7, §2 WFZ.

[v]     Artikel 4, tweede lid Pandwet.

[vi]   Artikel 2 Pandwet.

[vii]    Artikel 7, vierde lid Pandwet.

[viii]    Artikel 46 Pandwet.

[ix]     Artikel 2, tweede lid WFZ.

[x]     Artikel 7, §4 WFZ.

[xi]     Artikel 4, §1, tweede lid WFZ.

[xii]    Consultatie van het pandregister kan eenvoudig via deze link: https://pandregister.minfin.fgov.be.

[xiii]    Artikel 8, §1 WFZ.

[xiv]    Artikel 8, §3 WFZ.

[xv]    Artikel 8, §2 WFZ.