Ondernemingscontracten redigeren:
mogelijke valkuilen (inclusief boek)
Mr. Arie Van Hoe (Janson)
Mr. Olivier Vanden Berghe (Liedekerke)
Dhr. Dirk Deschrijver (Legal Advisor)
Dhr. Marc Taeymans (Thomas More Hogeschool)
Webinar op donderdag 2 oktober 2025
SUMMER DEAL 2025
10 webinars on demand naar keuze
10 webinars on demand voor €595
OVB – IBJ – ITAA – FSMA – BIV – NKN – Sam-Tes
Wenst u meerdere opleidingen
te volgen bij LegalLearning?
Overweeg dan zeker ons jaarabonnement
Krijg toegang tot +150 opleidingen
Live & on demand webinars
Voor uzelf en/of uw medewerkers
Boek 7 BW. Nieuwe regels voor
bijzondere contracten op komst
Prof. dr. Thijs Tanghe en mr. Tijl Eggers (Eubelius)
Webinar op dinsdag 21 oktober 2025
Internationale koop- en verkoopovereenkomsten: een aantal knipperlichten onder de loep
Mr. Kim Swerts (Monard Law)
Webinar op vrijdag 10 oktober 2025
Intellectuele rechten: recente ontwikkelingen
Dr. Nele Somers (Artes)
Webinar op vrijdag 10 oktober 2025
Overdracht van handelszaak. Moet de btw op de investeringen herzien worden vraagt Cassatie aan het Hof van Justitie (Recht op zaterdag)
De feiten
X, een btw-belastingplichtige, droeg op 23 januari 2013 haar handelszaak over aan bv WR Woestijnroos in toepassing van artikel 11 Btw-wetboek.
X verhuurde de bedrijfsgebouwen bij handelshuurovereenkomst van dezelfde datum aan bv WR Woestijnroos, die de activiteit erin verderzette.
De belastingadministratie ging na controle bij X over tot herziening van de oorspronkelijk afgetrokken btw wegens de bestemmingswijziging ervan aangezien volgens de belastingadministratie de verhuur van de bedrijfsgebouwen voor X een economische activiteit uitmaakte die van btw is vrijgesteld bij artikel 44, § 3, 2°, Btw-wetboek en die bijgevolg geen recht op aftrek van btw toelaat.
Ingevolge deze controle werden vier correctieopgaven opgesteld, waarna vier dwangbevelen werden betekend waartegen X verzet aantekende.
Bij vonnis van 13 februari 2020 heeft de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, het verzet van X ongegrond verklaard, met veroordeling van X tot de gerechtskosten.
Bij arrest van 21 september 2021 bevestigt het hof van beroep te Antwerpen dit vonnis, met de bijkomende veroordeling van X tot de kosten van het hoger beroep.
De argumentatie voor het Hof van Cassatie (eigen selectie)
Het hof van beroep oordeelt dat:
- noch artikel 11 Btw-wetboek, noch artikel 18, § 3, Btw-wetboek zich tegen een herziening van de oorspronkelijk met betrekking tot het gebouw door de overdrager in aftrek gebrachte btw verzet;
- de goederen die gebruikt worden in het kader van een economische activiteit, een bedrijfsmiddel uitmaken voor de persoon die eigenaar ervan is, dan wel over een zakelijk recht beschikt op het bedrijfsmiddel;
- aangezien een huurrecht een persoonlijk gebruiksrecht toekent aan de huurder, het goed een bedrijfsmiddel voor de verhuurder blijft, zodat de wijziging van de bestemming van het goed aan de zijde van de overdrager moet worden beoordeeld;
- door zich de eigendom voor te behouden van het gebouw waarin de overdrager zijn activiteit uitoefende en het te verhuren aan de overnemer van de algemeenheid of de bedrijfstak, de overdrager het goed niet langer voor zijn activiteit gebruikt, en dus voor het verrichten van belaste handelingen, maar wel voor een verhuuractiviteit die is vrijgesteld krachtens artikel 44, § 3, 2°, Btw-wetboek.
X voert aan dat:
- de fictie op grond waarvan diegene op wie de goederen overgaan in de plaats van de overdrager treedt krachtens de artikelen 19 en 29 Btw-richtlijn, tot gevolg heeft dat de herzieningsverplichting met betrekking tot de initieel door de overdrager afgetrokken btw overgaat op de overnemer;
- deze verplichting tot herziening van de voorbelasting aan btw losstaat van het eigendomsrecht van het onroerend goed, waarvan het bezit wel ter beschikking werd gesteld door een handelshuurovereenkomst naar aanleiding van de overdracht van de voortgezette exploitatie van de overgenomen handelszaak;
- in dat geval geen herziening dient te gebeuren bij de overdrager op grond van artikel 44, § 3, 2°, Btw-wetboek van de aftrek van btw geheven van de verkrijging, oprichting, verbouwing of verbetering van de gedeelten van de bedrijfsgebouwen die aan de overnemer worden verhuurd en door deze laatste verder worden gebruikt voor het uitoefenen van de overgenomen belastbare activiteit aangezien, zolang de overnemer de handelszaak verder exploiteert, het gebouw verder aangewend blijft voor een aan de btw onderworpen belastbare activiteit.
De visie van het Hof van Cassatie op 23 mei 2025
De aldus opgeworpen betwisting kan slechts worden opgelost door de uitleg van de draagwijdte van artikel 19 Btw-richtlijn, waarvoor het Hof van Justitie van de Europese Unie uitsluitend bevoegd is.
Het Hof dient aldus overeenkomstig artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan het Hof van Justitie van de Europese Unie de in het dictum van dit arrest geformuleerde prejudiciële vraag te stellen.
Het Hof houdt iedere nadere uitspraak aan tot het Hof van Justitie van de Europese Unie bij prejudiciële beslissing over de volgende vraag uitspraak zal hebben gedaan:
“Moeten de artikelen 14, 19, 24 en 29 evenals de artikelen 184 tot en met 190 van de btw-richtlijn 2006/112/EEG en het neutraliteitsbeginsel uit artikel 1, 2°, van dezelfde Richtlijn aldus worden uitgelegd dat ingeval het bezit van een onroerend goed ter beschikking wordt gesteld door een handelshuurovereenkomst naar aanleiding van de overdracht van de handelszaak, geen herziening moet gebeuren bij de overdrager van de handelszaak, tevens verhuurder van het onroerend goed, van de aftrek van de btw geheven van de verkrijging, oprichting, verbouwing of verbetering van de gedeelten van de bedrijfsgebouwen die aan de overnemer worden verhuurd en door de overnemer verder worden gebruikt voor het uitoefenen van de overgenomen belastbare activiteit?”
» Bekijk alle artikels: Handel & Consument