Aandachtspunten bij het opstellen
en analyseren van ICT-contracten

Mr. Lynn Pype en mr. Liesa Boghaert (Timelex)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Handelspraktijken en consumentenbescherming:
recente topics onder de loep

Dr. Stijn Claeys en mr. Arne Baert (Racine)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

(Her)kwalificatie van krediet- en verzekeringsmakelaar als handelsagent (Lydian)

Auteurs: Jo WillemsPieter-Jan Van Mierlo en Arthur Van Lancker (Lydian)

INLEIDING

In een recent arrest van 9 december 2022 heeft het Hof van Cassatie uitspraak gedaan over de herkwalificatie van een krediet- en verzekeringsmakelaarsovereenkomst als een handelsagentuurovereenkomst. Dergelijke herkwalificatie heeft verregaande gevolgen, aangezien hierdoor ook de vergoedingen die de tussenpersoon ontving als krediet- en verzekeringsmakelaar deel zullen uitmaken van de berekeningsgrondslag van de opzeggingsvergoeding die hem verschuldigd is. Gelet op het belang van dergelijke herkwalificaties gaan wij hieronder o.a. dieper in op het bovengenoemde arrest en geven wij u de geldende principes mee. Als besluit stellen wij vast dat het ontsnappen aan een herkwalificatie moeilijk zal zijn in geval tussen dezelfde partijen meerdere activiteiten worden uitgeoefend waarbij voor minstens één van die activiteiten een permanente band voorhanden is.

FEITEN

Een zakenkantoor en een bank sloten in 2003 één geschreven overeenkomst af. In die overeenkomst werd bepaald dat het zakenkantoor twee onderscheiden activiteiten zou uitoefenen: (i) permanente en exclusieve bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten (bankagent) en (ii) niet-exclusieve bemiddeling in kredieten en verzekeringen (krediet- en verzekeringsmakelaar). Die laatste activiteit zou volgens de overeenkomst zelf niet onderworpen zijn aan de overeenkomst.

Op 17 augustus 2011 beëindigde de bank de agentuur van het zakenkantoor, met ingang van 31 augustus 2011. De bemiddeling in kredieten en verzekeringen werd evenwel niet beëindigd. Volgend op deze beëindiging ontstond tussen partijen een geschil over de verschuldigde opzeggings- en uitwinningsvergoeding, waarop het zakenkantoor de bank dagvaardde en betaling vorderde van ca. 50.000,- EUR opzeggingsvergoeding en ca. 100.000,- EUR uitwinningsvergoeding. Ter berekening van deze bedragen hield het zakenkantoor rekening met haar activiteiten als bankagent en als krediet- en verzekeringsmakelaar.

VONNIS

In eerste aanleg volgde de rechtbank het standpunt van de bank. De rechtbank oordeelde namelijk dat de activiteiten inzake krediet- en verzekeringsbemiddeling buiten het toepassingsgebied van de handelsagentuur vielen. Bijgevolg dienden de vergoedingen die het zakenkantoor voor die specifieke activiteiten ontving dan ook niet opgenomen te worden in de berekeningsgrondslag van de opzeggings- en uitwinningsvergoeding, aldus de rechtbank.

ARREST

Tegen dit vonnis stelde het zakenkantoor met succes hoger beroep in. Het Hof van Beroep te Brussel herkwalificeerde de overeenkomst immers door te oordelen dat het de wil van partijen is geweest om zowel de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten als de krediet- en verzekeringsbemiddeling van het zakenkantoor onder te brengen onder dezelfde agentuurovereenkomst.

Volgens het Hof van Beroep bleek deze wil uit het feit dat er slechts één overeenkomst werd afgesloten tussen de bank en het zakenkantoor waarin bovendien werd bepaald hoe de krediet- en verzekeringsbemiddeling moest uitgevoerd worden en dat ook de vergoeding voor de krediet- en verzekeringsbemiddeling werd geregeld in de agentuurovereenkomst en dit volgens het “barema inzake commissielonen voor zelfstandige agenten”. Ten slotte hield het Hof van Beroep er ook rekening mee dat de vergoedingen voor de activiteiten inzake krediet- en verzekeringsbemiddeling vermeld werden op dezelfde commissieborderellen en fiscale fiches als de commissie die het zakenkantoor ontving als zelfstandig bankagent en dat deze borderellen en fiches bovendien werden opgesteld door de bank.

CASSATIEARREST

De bank stelde tegen bovengenoemde arrest van het Hof van Beroep een voorziening in cassatie in. Volgens de bank was er immers een schending van art. I.11, 1° WER aangezien niet werd nagegaan of er betreffende de krediet- en verzekeringsbemiddeling een permanente band bestond tussen de bank en het zakenkantoor die kenmerkend is voor een handelsagentuur en de handelsagentuur onderscheidt van de makelaardij. Volgens de bank had het Hof van Beroep de kwalificatie die partijen aan hun rechtsverhouding voor wat betreft de krediet- en verzekeringsbemiddeling hadden gegeven, namelijk die van een makelaardij, immers voornamelijk geherkwalificeerd als handelsagentuur omwille van het feit dat er slechts één schriftelijke overeenkomst gesloten werd.

Het Hof van Cassatie oordeelde echter dat het Hof van Beroep wel degelijk had geoordeeld dat er ook een permanente band bestond tussen de partijen wat betreft de krediet- en verzekeringsbemiddeling door te oordelen dat (i) er een permanente band bestond tussen de partijen wat betreft de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten én (ii) dat de bemiddeling in kredieten en verzekeringen- alsmede de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten deel uitmaakten van één en dezelfde agentuurovereenkomst en contractuele relatie.

Uit dit arrest van het Hof van Cassatie kan aldus worden afgeleid dat alle verschillende activiteiten die opgenomen zijn in één overeenkomst of contractuele relatie een permanente band vertonen van zodra één van die activiteiten een permanente band vertoont.

Volgens het Hof van Cassatie moest de vergoeding die het zakenkantoor ontving voor de krediet- en verzekeringsactiviteiten dan ook eveneens in rekening worden genomen bij de berekening van de uitwinnings- en opzegvergoeding.

PRINCIPE

Dit arrest bevestigt nogmaals het bestaande principe dat een makelaarsovereenkomst slechts kan worden geherkwalificeerd naar een agentuurovereenkomst in de mate dat er sprake is van een permanente band. Permanent moet begrepen worden als voortduren of te allen tijde en impliceert continuïteit.

Dergelijke permanente band werd in de rechtspraak reeds aanvaard wanneer de tussenpersonen talrijke zaken bemiddelt, een aanzienlijke maandelijkse vaste vergoeding ontvangt, deel uitmaakt van het netwerk van de opdrachtgever of regelmatig vergadert met de opdrachtgever of regelmatig mailverkeer met hem aanhoudt. Het volstaat zelfs dat de tussenpersoon slechts één overeenkomst afsluit in naam en voor rekening van de opdrachtgever en vervolgens één keer per jaar bemiddelt bij de verlenging van die overeenkomst. Het criterium ‘permanente band’ wordt dan ook ruim geïnterpreteerd. Het louter occasionele of incidentele optreden is niet voldoende om te spreken van een permanente band. Het al dan niet bestaan van een permanente band is dan ook afhankelijk van de concrete omstandigheden en zal door de rechter geval per geval worden beoordeeld.

Wat de kwalificatie van een overeenkomst betreft dient de rechter in de eerste plaats rekening te houden met de kwalificatie die partijen aan die overeenkomst hebben gegeven. Wanneer geen elementen worden aangevoerd die onverenigbaar zijn met de kwalificatie die partijen aan hun overeenkomst hebben gegeven, dient de rechter aan deze kwalificatie voorrang te geven. De kwalificatie die partijen aan hun overeenkomst hebben gegeven belet echter niet de rechterlijke herkwalificatie op basis van elementen die onverenigbaar zijn met die kwalificatie. De bewijslast dat zulke elementen bestaan die aanleiding geven tot herkwalificatie van een overeenkomst naar een handelsagentuurovereenkomst, rust op de partij die zich beroept op de in haar voordeel bedongen bepalingen van de agentuurwet.

De aanwezigheid van een permanente band tussen partijen is een dergelijk element dat aanleiding geeft tot de herkwalificatie van een makelaarsovereenkomst naar een agentuurovereenkomst, aangezien de makelaar in principe slechts tijdelijk belast is met het bij elkaar brengen van partijen.

BEDENKINGEN

Teneinde te ontsnappen aan de rechterlijke herkwalificatie van een makelaarsovereenkomst naar een agentuurovereenkomst was in voorliggend geval aldus minstens een afzonderlijke overeenkomst vereist voor het makelaarsluik. De vraag blijft uiteraard of dit voor het Hof van Beroep en/of het Hof van Cassatie had volstaan om te oordelen dat er geen permanente band bestond tussen de bank en het zakenkantoor wat betreft de bemiddeling in kredieten en verzekeringen, hoewel die band wel bestond wat betreft de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten. Dit lijkt allerminst zeker.

Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Cassatie, kan de vraag zelfs gesteld worden of een samenwerking tussen dezelfde partijen voor onderscheiden activiteiten – waarbij voor de ene activiteit geen permanente band bestaat en voor de andere activiteit wel – überhaupt wel nog mogelijk is zonder (of zelfs met beperkt) risico op herkwalificatie naar handelsagentuur en de daaraan gekoppelde consequenties inzake opzeggings- en uitwinningsvergoeding.

Bron: Lydian

» Bekijk alle artikels: Handel & Consument