Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Tewerkstelling van buitenlandse werknemers:
nakende ingrijpende wijzigingen

Mr. Sophie Maes en mr. Simon Albers (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 25 april 2024


Aandachtspunten bij het opstellen
en analyseren van ICT-contracten

Mr. Lynn Pype en mr. Liesa Boghaert (Timelex)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024

Kan onrechtmatig verkregen bewijs worden gebruikt in burgerlijke zaken? (Janson)

Auteurs: Didier Bracke, Hans Dhondt en Flavie Vermander (Janson)

Beeldt u zich de volgende situatie in. Een garagehouder verkoopt een tweedehandswagen aan een geïnteresseerde koper. Partijen komen mondeling een koopprijs van 53.500 EUR overeen. Bij het invullen van de bestelbon vergist de garagehouder zich en vermeldt hij een prijs van 43.500 EUR. Deze bestelbon wordt ondertekend door beide partijen. De verkoper merkt pas nadien zijn vergissing op en intussen meent de koper dat hij slechts het bedrag moet betalen dat is vermeld op de ondertekende bestelbon. Enkele dagen nadat de discussie over de koopprijs is ontstaan, vindt een telefoongesprek plaats. Tijdens dat gesprek geeft de koper toe dat de (mondeling) overeengekomen prijs wel degelijk 53.500 EUR was. Wat de koper niet weet, is dat de garagehouder dat gesprek opneemt. Een minnelijke oplossing wordt niet gevonden en de garagehouder brengt de betwisting over de koopprijs voor de rechtbank.

De garagehouder zal in rechte moeten aantonen dat in werkelijkheid een hoger bedrag was overeengekomen dan het bedrag vermeld op de bestelbon. De geluidsopname van het telefoongesprek voorleggen, zou hem kunnen helpen. Maar mag de garagehouder dat heimelijk opgenomen telefoongesprek wel gebruiken als bewijselement in een procedure?

Deze feiten (vereenvoudigd weergegeven) lagen aan de basis van het cassatie-arrest van 14 juni 2021.

In hoger beroep weigerde de appelrechter om de geluidsopname als bewijselement in aanmerking te nemen omdat het op onrechtmatige wijze werd verkregen. De appelrechter motiveert dit, onder meer, op grond van het feit dat de opname heimelijk is gebeurd en dat het er sterk op lijkt dat bepaalde verklaringen door de garagehouder werden uitgelokt om zich een bewijs te verschaffen.

Het Hof van Cassatie vernietigt het arrest van de appelrechter. Over het onrechtmatig verkregen bewijs overweegt het Hof van Cassatie:

Behoudens wanneer de wet uitdrukkelijk anders bepaalt, kan het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs in burgerlijke zaken slechts worden geweerd indien de bewijsverkrijging de betrouwbaarheid van het bewijs aantast of indien hierdoor het recht op een eerlijk proces in gevaar wordt gebracht.

De rechter dient hierbij rekening te houden met al de omstandigheden van de zaak, waaronder de wijze waarop het bewijs werd verkregen, de omstandigheden waarin de onrechtmatigheid werd begaan, de ernst van de onrechtmatigheid en de mate waarin hierdoor het recht van de wederpartij werd geschonden, de bewijsnood van de partij die de onrechtmatigheid beging en de houding van de wederpartij.

Wat kan uit dit arrest worden afgeleid?

Onrechtmatig verkregen bewijs moet in burgerlijke zaken niet zonder meer uit de debatten worden geweerd. In beginsel kan de feitenrechter ook onrechtmatig verkregen bewijs in aanmerking nemen.

Dit uitgangspunt geldt niet onverkort. Het Hof van Cassatie overweegt dat dit niet geldt (i) wanneer de wet uitdrukkelijk anders bepaalt, of (ii) indien de bewijsverkrijging de betrouwbaarheid van het bewijs aantast of indien hierdoor het recht op een eerlijk proces in gevaar wordt gebracht. Het Hof van Cassatie vermeldt verder ook de (secundaire) criteria die de rechter hierbij in acht moet nemen. Geconfronteerd met onrechtmatig verkregen bewijs zal de feitenrechter deze toets, de zgn. “Antigoon”-toets, telkens moeten doorvoeren.

Dit cassatiearrest is niet het eerste arrest over het lot van onrechtmatig verkregen bewijs.

De Antigoonleer/Antigoontoets werd het eerst in strafzaken ontwikkeld. In het principearrest van 14 oktober 2003 oordeelde het Hof van Cassatie dat onrechtmatig verkregen bewijselementen in strafzaken in aanmerking mogen worden genomen:

overwegende dat de omstandigheid dat een bewijselement op onrechtmatige wijze werd verkregen, in de regel slechts tot gevolg heeft dat de rechter, bij het vormen van zijn overtuiging, dat gegeven rechtstreeks noch onrechtstreeks in aanmerking mag nemen:

  • hetzij wanneer de naleving van bepaalde vormvoorwaarden voorgeschreven wordt op straffe van nietigheid;
  • hetzij wanneer de begane onrechtmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast;
  • hetzij wanneer het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces.”

De Antigoonleer beperkte zich echter niet tot enkel strafzaken.

Een ander belangwekkend arrest was het cassatiearrest van 10 maart 2008. Dit arrest betrof het sociaalrechtelijke contentieux (zij het met een strafrechtelijk kantje) (1). Hieruit werd door verschillende commentatoren afgeleid dat de Antigoonleer ruim kon worden toegepast en ook in het burgerlijke domein toepassing vond. Nochtans bestond ook terughoudendheid. Het was wachten op een nieuw cassatiearrest dat uitsluitsel kon bieden. Het cassatiearrest van 14 juni 2021 doet dit: het bevestigt dat de Antigoonleer ook geldt voor onrechtmatig verkregen bewijs in burgerlijke zaken en het arrest formuleert ook criteria die beter aangepast zijn aan de burgerlijke zaken.

Conclusie

Het loutere feit dat een bewijselement onrechtmatig verkregen werd, volstaat niet om het uit de debatten te weren. Ook in burgerlijke zaken kan een partij zijn vordering dus trachten te ondersteunen met bewijselementen die onrechtmatig zijn verkregen.

Een waarschuwing is op zijn plaats. Uit het besproken cassatiearrest mag men niet afleiden dat het finaal niet meer uitmaakt hoe bewijs wordt verkregen… Men doet er goed aan bewijselementen steeds op een rechtmatige wijze te verzamelen. Niet alleen is het moeilijk te voorspellen of de feitenrechter het onrechtmatig verkregen bewijselement in een concrete zaak zal aanvaarden of toch uit de debatten zal weren. De rechter moet immers oordelen rekening houdend met al de omstandigheden van de zaak. Ook kunnen er bij het verkrijgen van bewijselementen op een onrechtmatige wijze soms strafrechtelijk gesanctioneerde bepalingen worden geschonden. De partij die dergelijk bewijs voorlegt, loopt dan wel nog het risico strafrechtelijk vervolgd te worden.

Bron: Janson

» Bekijk alle artikels: Geschillen & Procedure