Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Aandachtspunten bij het opstellen
en analyseren van ICT-contracten

Mr. Lynn Pype en mr. Liesa Boghaert (Timelex)

Webinar op donderdag 16 mei 2024

Bezint eer ge verhaalt: de verzekeraar die verhaal wil uitoefenen op zijn verzekerde moet (redelijk) snel zijn, maar ook niet té snel (Schoups)

Auteurs: Bob Goedemé, Nathan Van Wymeersch en Sarah Van Praet (Schoups)

Bij een arrest van 5 mei 2023 verklaart het Hof van Cassatie een verzekeraar vervallen van zijn recht tot verhaal op zijn verzekerde, omdat hij zijn voornemen om dat recht uit te oefenen voortijdig ter kennis heeft gebracht.

1. Voorbeeld: bij het oprichten van een gebouw wordt het advies van de stabiliteitsingenieur in de wind geslagen. Het gebouw stort in. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de bouwactor die het advies niet opvolgde, wordt aangesproken voor de schade. De polis voorziet in een vervalclausule voor het niet naleven van de adviezen van de stabiliteitsingenieur.

Omdat het een verplichte verzekering is, kan de verzekeraar zijn uitkering aan de benadeelde derde niet weigeren. Voor zover hij zich daartoe in de polis het recht heeft voorbehouden, kan hij zich, op grond van de vervalclausule, wel op zijn verzekerde verhalen om zijn uitgaven bij hem te recupereren.

2. Op grond van artikel 152 van de Verzekeringswet moet de verzekeraar zijn voornemen tot het uitoefenen van verhaal aan zijn verzekerde ter kennis brengen “zodra hij op de hoogte is van de feiten waarop dat besluit gegrond is”. Deze kennisgevingsplicht heeft als doel verzekerde toe te laten zijn rechten te vrijwaren met het oog op een mogelijk verhaal door de verzekeraar.

Het belang van die voorwaarde is niet gering. De verzekeraar die deze bepaling schendt, kan vervallen worden verklaard van zijn recht tot verhaal zodat diens eventuele verhaalsvordering kan worden afgewezen.

3. Voor de invulling van de termijn waarbinnen die kennisgeving moet gebeuren, aanvaardt de rechtspraak al geruime tijd dat ze moet volgen binnen een korte termijn te rekenen vanaf de datum waarop de verzekeraar zelf op de hoogte is van de feiten waarop hij zijn verhaal steunt.

In een recent gepubliceerd arrest van 17 maart 2023 bevestigt het Hof van Cassatie die rechtspraak. Na de kennisname van de feiten waarop zijn verhaal gegrond was, had de verzekeraar 3,5 maanden de tijd genomen om zijn voornemen tot verhaal ter kennis te brengen van de verzekerde. Volgens de beroepsrechter was die kennisgeving niettemin tijdig, omdat rekening moest worden gehouden met de tijd die nodig is voor de administratieve verwerking in een verzekeringsmaatschappij. Het Hof van Cassatie oordeelt dat de beroepsrechter, die de tijdigheid van de kennisgeving soeverein beoordeelt, zijn beslissing aldus naar recht heeft verantwoord.

Hoewel zo van een verzekeraar wordt verwacht dat die snel handelt na kennisname van de relevante feiten waarop hij zijn verhaalsrecht steunt, leert dit arrest dat de rechtbanken een ‘redelijkheidstoets’ mogen toepassen en rekening kunnen houden met externe omstandigheden. In dit geval ging het om de administratieve verwerkingstermijn, maar ook voor andere omstandigheden (bv. studietijd bij complexe onderzoeken, (niet-)medewerking door de verzekerde…) lijkt het denkbaar dat de rechter ze kan meenemen in zijn beoordeling.

4. Korte tijd later, op 5 mei 2023, oordeelde het Hof van Cassatie over de omgekeerde situatie. In het kader van een verkeersongeval had een verzekeraar, mogelijk bevreesd voor de gevolgen van een laattijdige kennisgeving, zijn verzekerde in kennis gesteld van zijn intentie om verhaal op hem uit te oefenen. Op welke grond hij dat verhaal steunde (dronkenschap, dan wel rijden in een staat van intoxicatie door verdovende middelen) kon de verzekeraar op dat moment nog niet uitmaken zodat de verzekeraar ze beide aanhaalde in zijn kennisgeving.

De appelrechter had geoordeeld dat de verzekeraar de feiten zelf niet (goed) kende en daarom zijn intentie tot verhaal nog niet mocht meedelen (toch niet voor de feiten die de verzekeraar nog niet (goed) kende). Het Hof van Cassatie sluit zich bij die beoordeling aan. De verzekeraar bleef vervallen van zijn recht tot verhaal op zijn verzekerde.

Concreet mag een verzekeraar, die besluit tot verhaal, zijn intentie daartoe dus niet voorbarig aan zijn verzekerde meedelen. De feiten die de verzekeraar ter grondslag wil aanvoeren, moeten zeker zijn en het niveau van (zelfs gefundeerde) speculatie overstijgen. Met het oog op een latere betwisting kan het zelfs nuttig zijn voor de verzekeraar om, in de kennisgeving van zijn intentie tot verhaal, te verwijzen naar de bewijsstukken voor de feiten waarop hij zijn verhaal steunt.

5. Samengevat doet de verzekeraar er goed aan om voorzichtig om te springen met het tijdstip waarop hij zijn voornemen tot verhaal ter kennis brengt van zijn verzekerde. Diverse risico’s schuilen om de hoek. De gevolgen van een ontijdige kennisgeving tot verhaal zijn niet gering. Daarbij komt dat er heel wat vragen onbeantwoord blijven. Toegepast op de situatie die wij bij aanvang van deze nieuwsbrief schetsten, bij voorbeeld:

  • Wanneer is de verzekeraar “op de hoogte” van de feiten waarop hij zijn verhaalsrecht steunt? Kan dat al het geval zijn zodra de verzekerde, na het schadegeval, de verzekeraar zijn dossier met as built documenten en het (niet nageleefde) stabiliteitsadvies overmaakt? Begint de korte termijn waarbinnen de verzekeraar moet handelen, dan meteen al te lopen? Of is de gebruikelijke technische expertise te beschouwen als “administratieve verwerkingstijd”?
  • Stel dat er meerdere schade-oorzaken zijn: mag de verzekeraar dan wachten tot wanneer het zeker is dat die allen bekend zijn, om zijn verzekerde zijn voornemen tot verhaal vervolgens in één beweging ter kennis te brengen, met verwijzing naar alle gronden waarop zijn verhaal steunt? Of moet hij handelen zodra hij op de hoogte is van minstens één oorzaak die aanleiding geeft tot verhaal, om eventuele navolgende gronden vervolgens afzonderlijk ter kennis te brengen van de verzekerde?

Het Hof van Cassatie oordeelde in 2021 al dat de verzekeraar die zijn verhaal uitoefent op een andere grond dan deze waarvan hij tijdig kennis heeft gegeven, eveneens vervallen is van zijn recht tot verhaal. Zowel verzekeraar als verzekerde doen er dus goed aan om het risico op verhaal snel in kaart te brengen en te waken over de feiten die daar relevant voor zijn.

Bron: Schoups