Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

‘Kennisgeving langs elektronische weg’ in Boek 1 ‘Algemene bepalingen’ van het Burgerlijk Wetboek, neergelegd op 24 februari 2021 bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers (LegalNews)

Auteur: LegalNews

Publicatiedatum: 23/03/2021

Op 24 februari 2021 werd een wetsvoorstel tot invoeging van boek 1 ‘Algemene bepalingen’ in het nieuw Burgerlijk Wetboek bij de Kamer van volksvertegenwoordigers neergelegd.

Het wetsvoorstel werd ingediend door de heren Koen Geens en Khalil Aouasti, de dames Nathalie Gilson, Claire Hugon en Katja Gabriëls en de heren Ben Segers en Stefaan Van Hecke.

In deze bijdrage staan we stil bij artikel 1.5, het belang van het begrip ‘kennisgeving langs elektronische weg’ (zie Lid 3 van het artikel)

Lid 1 art. 1.5

De kennisgeving is de mededeling van een beslissing of een feit verricht door een persoon aan een of meer bepaalde personen.

(Toelichting in het wetsvoorstel – eigen selectie zonder verwijzingen)

Lid 1 definieert de kennisgeving. Het is aangewezen het begrip kennisgeving te definiëren, omdat de “kennisgeving” een belangrijke rol vervult in het hervormde Burgerlijk Wetboek.

Lid 2 art. 1.5

De kennisgeving bereikt de bestemmeling wanneer deze ervan kennisneemt of er redelijkerwijze kennis van had kunnen nemen.

(Toelichting in het wetsvoorstel – eigen selectie zonder verwijzingen)

Het tweede lid, in combinatie met artikel 1.4, tweede lid, bevestigt de geldende kennisnemingsleer. Deze leer bepaalt het ogenblik waarop een mededelingsplichtige eenzijdige rechtshandeling de bestemmeling heeft “bereikt”.

Dit is nuttig onder meer voor de artikelen 5.19 e.v.

Lid 3 art. 1.5

De kennisgeving langs elektronische weg verricht, bereikt de bestemmeling hetzij wanneer deze ervan kennis neemt, hetzij wanneer deze er redelijkerwijze kennis van had kunnen nemen voor zover dat, in die laatste hypothese, die bestemmeling voorafgaandelijk het gebruik heeft aanvaard van het elektronisch adres of van een ander elektronisch communicatiemiddel dat de persoon die de kennisgeving verricht, heeft aangewend.

(Toelichting in het wetsvoorstel – eigen selectie zonder verwijzingen)

Het derde lid vindt zijn oorsprong in het feit dat het gebruik van e-mail om een verklaring over te maken aan de bestemmeling een risico van rechtsonzekerheid voor hem inhoudt. De kans bestaat immers dat de bestemmeling het e-mailadres niet meer gebruikt of dat de e-mail door antispamsoftware wordt tegengehouden.

De bestemmeling aan wie zou worden verweten geen gevolg te hebben gegeven aan een e-mail (met mogelijke rechtsgevolgen tegen hem) moet worden beschermd. Teneinde de risico’s rechtvaardig te verdelen, is het niet aan de bestemmeling om zich zorgen te maken om de goede ontvangst van het bericht, maar aan de verzender (die vrij is om aanvullende maatregelen te nemen, zoals de verzending van een aangetekende brief).

Derhalve is het enkel wanneer het elektronisch adres is aanvaard dat het gemeen recht van de kennisnemingsleer wordt toegepast. Deze aanvaarding moet worden beperkt tot de context waarin ze is gegeven. Bij gebrek aan een dergelijke aanvaarding staat niets het gebruik van email in de weg, maar moet de verzender de effectieve kennis bewijzen van de bestemmeling. Het is dus in dit geval de verzender die het risico draagt (aangezien hij in voorkomend geval aanvullende maatregelen kan nemen om ze te voorkomen).
Dezelfde beginselen gelden voor het gebruik van andere communicatiemiddelen dan een elektronisch adres. Er wordt verduidelijkt dat de begrippen “gerechtelijk elektronisch adres” en “adres van elektronische woonstkeuze”, gedefinieerd in artikel 32 Gerechtelijk Wetboek, niet aangepast zijn aan de materie van het burgerlijk recht en het contractenrecht in het bijzonder. Inderdaad, het gerechtelijk elektronisch adres wordt toegekend door de bevoegde autoriteit. Het burgerlijk recht moet daarentegen eveneens rekening houden met de mogelijkheid dat private elektronische adressen worden gebruikt. Het adres van elektronische woonstkeuze moet bovendien uitdrukkelijk worden vernieuwd voor elke betekening (artikel 32quater/1 Gerechtelijk Wetboek), wat niet aangepast is aan de noden van de praktijk.

Lees hier de volledige fiche van het wetsvoorstel

» Bekijk alle artikels: Verbintenissen & Goederen