Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


De invoering van Boek 6
en de impact voor de medische sector

Prof. dr. Christophe Lemmens (Dewallens & Partners)

Webinar op vrijdag 4 oktober 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

Verplichte verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid van architecten en andere dienstverleners in de bouwsector: het Grondwettelijk Hof houdt Wet Peeters II in leven (Schoups)

Auteur: Bob Goedemé (Schoups)

Publicatiedatum: 19/05/2021

Met haar arrest nr. 28/2021 van 25 februari 2021 sprak het Grondwettelijk Hof zich uit over het beroep tot (gedeeltelijke) vernietiging van de Wet Peeters II. Een uittreksel van dit arrest werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 5 mei 2021.

Achtergrond: de Wetten Peeters I en II

Het Belgische aannemings- en verzekeringsrecht kent sinds enkele jaren twee wetten aangaande de verplichte verzekering van bepaalde bouwactoren.

Enerzijds is er de wet van 31 mei 2017 (de zgn. Wet Peeters-Borsus of Wet Peeters I). Deze wet legt aan iedere architect, aannemer of andere dienstverlener in de bouwsector van wie de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid voor stabiliteitsbedreigende gebreken in het gedrang kan komen, op om zijn aansprakelijkheid daarvoor te verzekeren. Deze verplichting geldt enkel voor handelingen die beroepshalve gesteld worden m.b.t. in België gelegen woningen en is tevens beperkt tot de gesloten ruwbouw. Het materiële toepassingsgebied is daarmee relatief beperkt.

Anderzijds is er de wet van 9 mei 2019 (de zgn. Wet Peeters-Ducarme of Wet Peeters II). Op grond daarvan is elke architect, landmeter-expert, veiligheids- en gezondheidscoördinator alsmede elke andere (intellectuele) dienstverlener in de bouwsector wiens burgerlijke beroepsaansprakelijkheid in het gedrang kan komen, verplicht deze aansprakelijkheid te verzekeren (met uitzondering van zijn tienjarige aansprakelijkheid voor stabiliteitsbedreigende gebreken, die het voorwerp vormt van de Wet Peeters I). Deze verplichte verzekering geldt voor alle mogelijke projecten en is (anders dan de Wet Peeters I) niet beperkt tot woningbouwprojecten. Ze heeft een ruimer toepassingsgebied. Tegelijk is de Wet Peeters II echter niet van toepassing op de aannemer. En daar knelt het schoentje.

Het beroep tot (gedeeltelijke) vernietiging van de Wet Peeters II

De Wet Peeters II gaf eind 2019 aanleiding tot een beroep tot (gedeeltelijke) vernietiging bij het Grondwettelijk Hof. Het initiatief lag bij de Orde van Architecten en enkele individuele architecten. Zij meenden dat de Wet Peeters II een schending inhield van de grondrechten uit de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (gelijkheid en non-discriminatie). Ze klaagden aan dat architecten verplicht werden hun burgerlijke beroepsaansprakelijkheid (met uitzondering van de tienjarige aansprakelijkheid uit de artikelen 1792 en 2270 oud BW) te verzekeren, terwijl een dergelijke verplichting niet geldt voor de aannemers.

Volgens de verzoekende partijen leidde dit tot scheeftrekkingen in de vaststelling van de  aansprakelijkheid, in die zin dat een schadelijder er bij betwistingen alle belang bij zou hebben de architect aansprakelijk te laten stellen. Het Grondwettelijk Hof had daarover in haar eerder arrest nr. 100/2007 van 12 juli 2007 ook al geoordeeld. Het stelde toen dat, doordat architecten als enige beroepsgroep in de bouwsector wettelijk verplicht waren om hun beroepsaansprakelijkheid te verzekeren, hun aansprakelijkheid bij veroordeling in solidum meer dan die van de andere beroepsgroepen in het gedrang dreigde te komen, zonder dat voor dat verschil in behandeling een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestond.

Het arrest nr. 28/2021 van het Grondwettelijk Hof van 25 februari 2021

In haar arrest nr. 28/2021 van 25 februari 2021 herinnert het Grondwettelijk Hof eraan dat de beginselen van de gelijkheid en non-discriminatie niet uitsluiten dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, in zoverre dat verschil op een objectief criterium berust en redelijk verantwoord is. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet, aldus het Grondwettelijk Hof, beoordeeld worden rekening houdende met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en de aard van de geldende beginselen.

Eerder had het Grondwettelijk Hof in haar arrest nr. 100/2007 van 12 juli 2007 geoordeeld dat de Wet van 15 februari 2006 (de zgn. Wet Laruelle) een discriminatie in het leven had geroepen door enkel de architect wettelijk te verplichten zijn beroepsaansprakelijkheid te verzekeren, en andere beroepsgroepen in de bouwsector niet. Om aan die discriminatie te verhelpen werd, zoals gemeld, met de Wet Peeters I de verplichting opgelegd aan aannemers, architecten en andere dienstverleners om hun tienjarige aansprakelijkheid uit art. 1792 en 2270 oud BW te verzekeren (indien het gaat om onroerende werken aan woningen die in België gelegen zijn). Bij wijze van aanvulling op de Wet Peeters I werd met de Wet Peeters II korte tijd later de verplichting ingevoerd voor de architecten, landmeters-experten, veiligheids- en gezondheidscoördinatoren en overige dienstverleners die intellectuele prestaties leveren, om hun beroepsaansprakelijkheid (m.u.v. de tienjarige aansprakelijkheid voor stabiliteitsbedreigende) te verzekeren.

Met verwijzing naar haar arrest nr. 100/2007 van 12 juli 2007 en de daaropvolgende wetten Peeters I en II, stelt het Grondwettelijk Hof vast dat het doel van de Wet Peeters II erin bestond een meer evenwichtige aansprakelijkheidsregeling tot stand te brengen voor de architect en andere verleners van diensten van intellectuele aard in de bouwsector, die tegelijk ook meer waarborgen biedt voor de bouwheer. Het Grondwettelijk Hof benadrukt, met verwijzing naar de parlementaire voorbereiding, dat de wet een uniforme verzekeringsplicht invoerde voor alle verleners van diensten van intellectuele aard in de bouwsector.

In het licht van dat doel oordeelt het Grondwettelijk Hof, in vrij algemene bewoordingen weliswaar, dat het verschil in behandeling met de aannemer berust op een objectief en pertinent criterium. Waar de architect hoofdzakelijk prestaties verleent van intellectuele aard, zijn de door de aannemer geleverde prestaties immers niet (hoofdzakelijk) van intellectuele aard.

Bijkomend wijst het Grondwettelijk Hof erop dat het gegeven dat de aannemer niet valt onder het toepassingsgebied van de Wet Peeters II, niet betekent dat hij zijn beroepsaansprakelijkheid niet moet verzekeren. Het verwijst uitdrukkelijk naar de verzekeringsplicht die (ook) voor de aannemer voortvloeit uit de Wet Peeters I. Zodoende oordeelt het Grondwettelijk Hof dat de huidige situatie fundamenteel verschilt van die welke moest worden beoordeeld in haar arrest nr. 100/2007.

Samengevat besluit het Grondwettelijk Hof dat het bekritiseerde verschil in behandeling niet zonder redelijke verantwoording is. Het wijst het beroep tot (gedeeltelijke) vernietiging daarom af.

Dan toch geen “vergelijkbare verzekeringsplicht” voor alle bouwactoren?

De discriminatie ten nadele van de architecten, waartoe in het arrest nr. 100/2007 van 12 juli 2007 was besloten, kon volgens het Grondwettelijk Hof toen slechts worden verholpen door een wetgevend optreden waarbij een vergelijkbare verzekeringsplicht werd opgelegd aan de andere bouwactoren. Dat wetgevend optreden resulteerde in de Wetten Peeters I en Peeters II. Door die laatste wet niet van toepassing te maken op de aannemer, ontstond evenwel een nieuw verschil in behandeling.

Hoewel het Grondwettelijk Hof nu in het doel van de Wet Peeters II – het opleggen van een meer evenwichtige aansprakelijkheidsregeling voor de intellectuele bouwberoepen – een afdoende reden ziet om dat verschil in behandeling te verantwoorden, kan de vraag gesteld worden in hoeverre die analyse te rijmen valt met haar voorzet uit 2007.

 Van een vergelijkbare verzekeringsplicht voor alle bouwactoren lijkt vooralsnog geen sprake te zijn. Mede gelet op het beperkte toepassingsgebied van de Wet Peeters I enerzijds, en het feit dat de aannemers niet moeten voldoen aan de verzekeringsplicht uit de Wet Peeters II anderzijds, blijft het risico op scheeftrekkingen in de vaststelling van de aansprakelijkheid, zoals het al in 2007 was aangekaart, grotendeels overeind. De verwijzing door het Grondwettelijk Hof naar de verzekeringsplicht uit de Wet Peeters I, zoals ze eveneens geldt voor de aannemer, zal voor de architecten allicht niet veel meer zijn dan zout in de wonde.

Lees hier het originele artikel