Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024

Verhuur van ruimtes voor ‘het verrichten van bepaalde diensten’… Onroerende verhuur of het verlenen van een recht een beroepswerkzaamheid uit te oefenen? Cassatie-arrest van 22 februari 2024 (LegalNews)

Auteur: Marc Vandecasteele (LegalNews)

De feiten

Het betreft de huur van de ruimtes aan sekswerkers, mar er zijn  geen overeenkomsten van huur en evenmin een lijst van de gebruikers.  De sekswerkers werken als zelfstandigen en betalen aan de raamprostitutiepandexploitanten huur voor een ‘raam’. De verhuur gebeurt in korte periodes of zogenaamde shiften van acht uur waarvoor een vast huurbedrag dient te worden betaald en de sekswerkers innen volkomen autonoom de gelden voor hun werk en betalen geen commissie.

Er werd niet vastgesteld dat er door de verhuurder andere diensten worden verstrekt, zoals het schenken van dranken en het betreft geen bordeel met personeel.

Gedurende de huurperiode van acht uur heeft de desbetreffende sekswerker het exclusief recht van genot en vrije toegang tot de ruimtes wanneer hij of zij dat wenst en is in die periode tot niets verplicht  in of met betrekking tot het onroerend goed ten aanzien van de verhuurder.

Het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, op 14 december 2020

Volgens de rechtbank is er geen sprake is van een in hoofdzaak passieve terbeschikkingstelling van ruimtes of oppervlakten van onroerende goederen, doch wel van een dienst die voor een andere kwalificatie in aanmerking komt, namelijk het verlenen van een recht een beroepswerkzaamheid uit te oefenen in de zin van artikel 18, §1, tweede lid, 6° WBTW.

Op 17 mei 2022 vernietigde het hof van beroep te Gent het vonnis van de eerste rechter.

De visie van het Hof van Cassatie op 22 februari 2024

De appelrechter die oordeelt dat het geheel van de feitelijke overeenstemmende elementen toelaat te oordelen dat de essentie van het voorwerp het ter beschikking stellen van een deel van een onroerend goed betreft, waarvan de gebruiker het exclusief genot heeft, en dat de verhuur van de ruimtes dient te worden aangemerkt als een passieve activiteit van onroerende verhuur in de zin van artikel 44, § 3, 2°, Btw-wetboek, waardoor de verweerster terecht aanspraak maakt op de vrijstelling van de btw, verantwoordt zijn beslissing naar recht.

Het loutere feit dat de huurder de gehuurde ruimte enkel kan en mag gebruiken voor het verrichten van welbepaalde diensten, verhindert op zich niet dat hij het onroerend goed kan gebruiken als ware hij de eigenaar ervan en dat aldus sprake kan zijn van een verhuur van een uit zijn aard onroerend goed in de zin van artikel 44, § 3, 2°, Btw-wetboek.

Lees hier het Cassatie-arrest van 22 februari 2024

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed