Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


De invoering van Boek 6
en de impact voor de medische sector

Prof. dr. Christophe Lemmens (Dewallens & Partners)

Webinar op vrijdag 4 oktober 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024

Vanaf 1 juli 2018 verplichte verzekering tienjarige aansprakelijkheid voor aannemers woningbouw (DLPA)

Auteurs: Piet Lombaerts en Séverine Vermeire (DLPA)

Publicatiedatum: 30/04/2018

Tot nog toe had enkel de architect de wettelijke verplichting om zijn beroepsaansprakelijkheid te verzekeren. Een dergelijke verzekeringsplicht gold niet voor de aannemer of voor andere bouwactoren. Het Grondwettelijk Hof had al in zijn arrest van 12 juli 2007 geoordeeld dat de afwezigheid van een verzekeringsplicht voor de aannemers een discriminatie inhield, waaraan door de wetgever diende verholpen te worden. Ironisch genoeg heeft de nieuwe wet nagenoeg tien jaar op zich laten wachten. Met de zogenaamde ‘Wet Peeters’ van 31 mei 2017 wordt de verzekeringsplicht gevoelig uitgebreid.

Vanaf 1 juli 2018 zijn de aannemer, architect en andere dienstverleners in de bouwsector (bv. de studiebureaus) verplicht om zich te verzekeren voor de handelingen die zij beroepshalve stellen en waarvoor de tussenkomst van een architect is vereist. De bouwpromotor is erin geslaagd de dans te ontspringen en is niet onderworpen aan de nieuwe wettelijke verzekeringsplicht.

De verzekeringsplicht geldt louter voor de gebouwen ‘bestemd voor bewoning’ en voor de werken die de tienjarige aansprakelijkheid in de zin van de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek in het gedrang kunnen brengen. De waarborg van de verzekering dekt de schade opgelopen gedurende de periode van tien jaar volgend op de aanvaarding (= de oplevering) van de werken, evenwel beperkt tot schade aan de soliditeit, stabiliteit en waterdichtheid van de gesloten ruwbouw. Er zijn daarnaast een hele resem uitsluitingsgronden bepaald, zoals voor immateriële en esthetische schade. De reikwijdte van de dekking is de facto minder verregaand dan men op het eerste gezicht zou vermoeden.

De verzekeringsnemer kan ervoor opteren om een individuele of een globale polis te nemen. De individuele polis geldt voor één enkele bouwactor (aannemer, architect of dienstverlener) en vertaalt zich concreet in een jaarpolis of in een projectpolis. De globale polis daarentegen geldt voor alle bouwactoren die aan het project meewerken. In dat geval zijn de verzekerden (de aannemer, architect of andere dienstverlener) vrijgesteld van de verplichting om zich nog individueel te verzekeren voor het betrokken project. De globale polis kan worden onderschreven door de aannemer, architect of andere dienstverlener in de bouwsector, of door de bouwheer zelf. In de praktijk zullen de kosten van de premie, die volgens de eerste berichten gemiddeld 2 000 EUR à 3 000 EUR zullen bedragen, uiteindelijk door de bouwheer worden gedragen. Bouwen wordt daardoor (opnieuw) iets duurder. Op werven waar verschillende aannemers en andere dienstverleners in de bouwsector actief zijn, is een globale polis het meest aangewezen.

De wet voorziet in een minimale verzekeringsdekking per schadegeval. Deze dekking mag niet lager zijn dan 500 000 EUR, in geval de waarde van de wederopbouw van het gebouw 500 000 EUR overstijgt, en niet lager zijn dan de waarde van de wederopbouw, indien de waarde van de wederopbouw van het gebouw minder bedraagt dan 500 000 EUR. De minimale dekking geldt per gebouw. Dit impliceert dat voor een appartementsgebouw de minimale dekking moet worden verleend voor het gebouw in zijn geheel en niet per appartement.

Vooraleer de werken worden aangevat, zullen de aannemer en andere dienstverleners het bewijs van de verzekering (het verzekeringsattest) moeten kunnen overhandigen aan de bouwheer en de architect, die er zo nodig om moet vragen. Voor wat betreft de architect, zorgt de verzekeraar voor de communicatie aan de Orde van Architecten en dient in de architectuurovereenkomst de naam van de verzekeraar en het polisnummer te worden vermeld. Het verzekeringsattest is van groot belang. In geval van overdracht van het onroerend goed binnen de tien jaar na de beëindiging van de werken, moet de notaris erop toezien dat het verzekeringsattest aan de koper wordt meegedeeld. Ook aan de banken (kredietverstrekkers) zal het attest moeten worden voorgelegd als het project wordt gefinancierd met een krediet.

De wet geldt voor de woningbouw waarvoor de definitieve bouwvergunning wordt afgeleverd na 1 juli 2018. Informeer tijdig, zodat u als aannemer zeker over het verzekeringsattest beschikt. Inbreuken worden onder meer beteugeld met geldboetes die kunnen oplopen tot 10 000 EUR (te verhogen met opdeciemen, wat op heden neerkomt op het bedrag in kwestie x 8). Overigens is het nog maar de vraag of u nog een verzekering kan bekomen, eenmaal het bouwproject is gestart.

Lees hier het originele artikel