Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

Termijnen en de procesbekwaamheid van verenigingen voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen (Gevaco Advocaten)

Auteur: Lars Motmans (Gevaco Advocaten)

Op 15 februari 2024 zette de Raad voor Vergunningsbetwistingen met haar arrest nr. RvVb-A-2324-0460 nog maar eens de puntjes op de ‘i’ inzake de strikte interpretatie in het procedurebesluit van een termijn voor een wederantwoordnota, alsook de invulling van de procesbekwaamheid van een VZW die zich inzet voor het milieubehoud.

Voorafgaande feiten

Gevaco advocaten stond een onderneming bij die een vergunningsaanvraag had ingediend voor de verdere exploitatie en de uitbreiding van haar ingedeelde inrichting. In graad van administratief beroep verkreeg zij eerst een vergunning voor een termijn van 2 jaar op proef. Nadien werd een vergunning verleend voor onbepaalde duur onder voorwaarden.

Tegen deze laatste vergunningsbeslissing wordt door een VZW zowel een schorsings- als een vernietigingsberoep ingediend bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen (de Raad).

De vordering tot schorsing werd afgewezen wegens niet-verschijning ter zitting. De procedure werd op verzoek van de VZW voortgezet.

Tijdigheid van de wederantwoordnota

Aan de VZW werd na de indiening van haar ‘verzoekschrift’, ‘de antwoordnota’ (van de vergunningverlener) en ‘de schriftelijke uiteenzetting’ (van de vergunningaanvrager) betekend en de mogelijkheid geboden om een wederantwoordnota in te dienen. Overeenkomstig art. 77 Procedurebesluit vervalt de mogelijkheid om deze wederantwoordnota in te dienen binnen een termijn van dertig dagen.

Belangrijk is dat deze vervaltermijn ingaat op de dag na de betekening van de beschikking van de Raad waarin wordt medegedeeld of er al dan niet een antwoordnota en/of schriftelijke uiteenzetting werd ingediend.

De Raad licht dit nog eens duidelijk en concreet toe:

“De betekening met een aangetekende brief wordt, behoudens bewijs van het tegendeelgeacht plaats te vinden op de werkdag die valt na de datum van de poststempel van de aangetekende briefDe datum van aanbieding door de postdiensten geldtniet de feitelijke kennisneming van de beveiligde zending op een later tijdstip. Deze regeling is vervat in artikel 6 Procedurebesluit.”

In dit geval werd de brief op 1 augustus per aangetekende post aangeboden op de zetel van de VZW. Bijgevolg is hogerstaande vervaltermijn van dertig dagen beginnen lopen op 2 augustus om vervolgens te eindigen op 31 augustus.

Beweerdelijk zou de VZW, wegens verlof van haar bestuurder, pas kennis kunnen hebben genomen van de brief op 4 augustus. Zij heeft vervolgens pas op 4 september haar wederantwoordnota ingediend, zijnde 4 dagen na de vervaltermijn.

Terecht en zonder enige aarzeling, oordeelt de Raad dat de wederantwoordnota uit de debatten moet worden geweerd en voegt zij toe dat de VZW zelf verantwoordelijk is voor haar werking en het verlof van haar bestuurder(s). Onoverkomelijke dwaling of overmacht wordt eveneens niet aangetoond.

Evenwel laat de Raad in algemene bewoordingen een opening voor in het geval de laattijdigheid van de indiening van een wederantwoordnota (en “errata”) een ongeoorloofde beperking zou vormen op hun recht tot toegang tot de rechter.

Zij meent dat dit hier niet het geval is.

Procesbekwaamheid van een VZW

De VZW beroept zich in haar verzoekschrift op haar hoedanigheid als vereniging zonder winstoogmerk die zich inzet voor het milieubehoud. Hierbij wordt verwezen naar art. 2, 1° Omgevingsvergunningsdecreet (OVD) dat stelt dat: niet-gouvernementele organisaties die zich voor milieubescherming inzetten, geacht worden belanghebbende te zijn.

Losstaande van de vraag of de VZW een niet-gouvernementele organisatie betreft die zich inzet voor milieubescherming, dient zij volgens de Raad in elk geval over de vereiste procesbekwaamheid te beschikken:

Dit is het geval indien de vereniging:

  1. namens de groep een collectief belang nastreeft in overeenstemming met haar statutaire doelstellingen, die te onderscheiden is van het algemeen belang, waarbij het collectief belang niet de optelsom van de individuele belangen van haar leden uitmaakt,
  2. het ingeroepen collectief belang door de bestreden beslissing wordt bedreigd of geschaad, en
  3. de vereniging over een duurzame en effectieve werking beschikt overeenkomstig de statuten.

Volgens de Raad spelen die klassieke vereisten voor procesbekwame (milieu)verenigingen een rol om na te gaan of er geen sprake is van procesmisbruik dan wel of er een bedrieglijk belang wordt gecreëerd.

Zij verwijst hierbij naar rechtspraak van de Raad van State (RvS 28 juni 2018, nr. 242.009) die in gelijke bewoordingen vereist dat het maatschappelijk doel van bijzondere aard is en te onderscheiden valt van het algemeen belang.

Omtrent de VZW stelt de Raad dat de statutaire doelen van de VZW dermate algemeen en ruim geformuleerd zijn , zodat ze niet als een collectief belang kunnen begrepen worden. Immers zou de VZW volgens haar statuten opkomen voor:

“de bescherming van de habitats van mens, fauna en flora tegen (…) handelen en/of verzuim van handelen door natuurlijke personen en/of rechtspersonen; bestuurlijke rechtshandelingen en/of gebrek aan bestuurlijke handhaving door overheden (…) op plaatsen in en in de omgeving van habitatrichtlijn gebieden van fauna en flora (…) en in de omgeving van woongebieden en menselijke nederzettingen; En dit op elke plaats op deze planeet”.

De VZW kan dus volgens haar statuten elke vorm van leven op de planeet beschermen tegen alle mogelijke handelingen of verzuim van alle mogelijke actoren op de planeet (natuurlijke- en rechtspersonen evenals overheden) op elke locatie waar zich fauna, flora of menselijk leven bevindt “op deze planeet”. Dit voldoet volgens de Raad niet meer aan de vereisten van procesbekwaamheid.

Evenmin zou de VZW van een duurzame en effectieve werking getuigen. Zij werd immers pas een maand voorafgaand aan haar verzoekschrift tot vernietiging opgericht en zou in de tussentijd geen enkel andere activiteit hebben ontplooid.

Om hogerstaande redenen wordt het beroep van de VZW dan ook onontvankelijk verklaard.

Besluit

Zo bevestigt de Raad voor Vergunningsbetwistingen nogmaals de strikte interpretatie van het procedurebesluit inzake de termijnen. Behoudens tegenbewijs, begint de termijn om een wederantwoordnota in te dienen, te lopen vanaf de dag nadat de beschikking per aangetekende post wordt aangeboden. Dit is dus niet vanaf de feitelijke kennisname.

Daarnaast is het voor een vereniging zonder winstoogmerk maar mogelijk om een beroep in te dienen voor zover het maatschappelijk doel van bijzondere aard is en te onderscheiden valt van het algemeen belang. Mits vervulling van de bijhorende voorwaarden, is er pas dan sprake van een procesbekwame vereniging zonder winstoogmerk.

Bron: Gevaco Advocaten

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed