Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

Het Grondwettelijk Hof over de beroepstermijn tegen de registratiebeslissing (Publius)

Auteur: Guillaume Vyncke (Publius)

In een arrest van vandaag, 19 oktober 2023, heeft het Grondwettelijk Hof zich uitgesproken over de beroepsmogelijkheid voor derde-belanghebbenden tegen een beslissing tot opname in het vergunningenregister.

Artikel 4.2.14 van de VCRO voorziet ten aanzien van bepaalde constructies in een vermoeden van vergunning. Het gaat om de bestaande constructies gebouwd vóór 22 april 1962, waarvoor het vermoeden onweerlegbaar is, en de bestaande constructies gebouwd tussen 22 april 1962 en de eerste inwerkingtreding van het gewestplan, waarvoor het vermoeden weerlegbaar is. Artikel 5.1.3 van de VCRO voorziet in de opname in het vergunningenregister van de constructies waarop een vermoeden van vergunning van toepassing is.

Ditzelfde artikel 5.1.3, § 3, van de VCRO voorziet in een beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen tegen de opname of de weigering tot opname van een constructie als vergund geacht in het vergunningenregister.

Het voor het Grondwettelijk Hof aan de kaak gestelde artikel 4.8.11, § 2, van de VCRO stelt de termijnregeling vast met betrekking tot dergelijke beroepen en voorziet dat een beroep moet worden ingediend binnen de 45 dagen na de opname van de constructie in het vergunningenregister. Voor deze termijn wordt geen onderscheid gemaakt tussen degene die de opname heeft gevraagd en eventuele derde-belanghebbenden.

Het Grondwettelijk Hof oordeelt als volgt:

“Rekening houdend met die elementen legt de in het geding zijnde bepaling een onevenredig strenge verplichting tot waakzaamheid op aan derde-belanghebbenden die tegen een registratiebeslissing een beroep wensen in te stellen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Er kan redelijkerwijze niet van een omwonende worden verwacht dat hij op zeer regelmatige basis het vergunningenregister raadpleegt, louter om na te gaan of daarin constructies werden opgenomen waarvan hij hinder of nadelen kan ondervinden. Dat geldt des te meer aangezien de informatie in het vergunningenregister is « geordend per kadastraal perceel » (artikel 5.1.2, § 1, tweede lid, van de VCRO) en het, met name in een dichtbebouwde omgeving, niet uitgesloten is dat personen hinder of nadelen ondervinden van meerdere bestaande constructies op verschillende kadastrale percelen.”

De door de decreetgever nagestreefde doelstelling om de aanvrager zo snel mogelijk rechtszekerheid te verschaffen, kan bijgevolg niet verantwoorden dat de termijn van vijfenveertig dagen om een beroep in te stellen tegen een registratiebeslissing ingaat de dag na de opname van de constructie in het vergunningenregister als vergund geacht. Er zijn andere termijnregelingen en vormen van bekendmaking denkbaar die de aanvrager binnen een redelijke termijn rechtszekerheid bieden omtrent de vergunningstoestand van zijn constructie, en toch het recht op toegang tot de rechter van derde-belanghebbenden waarborgen.

Bron: Publius

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed