Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024

Herkwalificatie van huurinkomsten naar beroepsinkomsten: het Grondwettelijk Hof spreekt zich uit (LegalNews)

Auteur: Marc Vandecasteele (LegalNews)

De feiten

De echtgenoten B.A. en S.A. verwierven, tussen 2003 en 2018, tien onroerende goederen die hetzij handelsgebouwen, hetzij woningen zijn. Sommige van die gebouwen bestaan uit meerdere woningen. Een van die gebouwen dient als gezinswoning voor de echtgenoten B.A. en S.A. en hun kinderen. In totaal kunnen zes onroerende goederen voor beroepsdoeleinden worden verhuurd, en dertien woningen aan particulieren worden verhuurd. Alle onroerende goederen zijn verworven door middel van hypothecaire leningen. Na twee verzoeken om inlichtingen stelt de  belastingadministratie, wat de aanslagjaren 2017, 2018 en 2019 betreft, vast dat de echtgenoten B.A. en S.A. over talrijke verhuurde onroerende goederen beschikken, dat B.A. weinig inkomsten als loontrekkende of inkomsten uit werkloosheid heeft aangegeven, en dat S.A. geen enkel beroepsinkomen heeft aangegeven. Bij bericht van wijziging van 22 oktober 2019 met betrekking tot de aanslagjaren 2017, 2018 en 2019, gaat de belastingadministratie over tot een herkwalificatie, als beroepsinkomsten, van de huurgelden die B.A. en S.A. hebben ontvangen. Bij een brief van 28 november 2019 betwisten B.A. en S.A. die fiscale rechtzetting. Bij een beslissing van 16 december 2019 blijft de belastingadministratie bij haar standpunt. Bij een brief die de  belastingadministratie ontving op 22 april 2020, dienen B.A. en S.A. bezwaar in. Bij een beslissing van 25 oktober 2020 handhaaft de belastingadministratie de herkwalificatie van de huurgelden als beroepsinkomsten, maar kent zij een ontheffing toe voor de drie aanslagjaren, wegens de aanvaarding van verantwoorde kosten.

Interessant onderdeel van de argumentatie van belastingplichtigen (eigen selectie)

B.A. en S.A. leggen uit dat het criterium van de financieringswijze van het goed door een beroep op de lening in plaats van door hergebruik van eigen middelen, door erfenis of door schenking een discriminatie veroorzaakt, strijdig is met het wettigheidsbeginsel en een bron is van  rechtsonzekerheid. De verrichtingen die worden gedaan door de eigenaars van goederen die met een lening zijn verworven, kunnen geen verschil in behandeling verantwoorden ten opzichte van de eigenaars van goederen die zijn verkregen door erfenis, schenking of hergebruik van eigen middelen. De verrichtingen van verwerving uitgevoerd door eigenaars die hun goederen met een lening financieren, staan op zich en de verrichtingen inzake beheer zijn identiek aan die welke worden uitgevoerd door een eigenaar-rentenier. Tot slot doet het belasten van onroerende inkomsten die geherkwalificeerd zijn als « beroepsinkomsten » een onredelijk verschil in behandeling ontstaan. Die belasting sluit immers uit dat de betrokken belastingplichtige zijn pensioenrechten kan doen gelden, aangezien hij zijn activiteiten niet zou kunnen stopzetten voordat de leningen zijn terugbetaald.

B.A. en S.A. besluiten dat de artikelen 10, 11, 170 en 172 van de Grondwet geschonden zijn.

Bij vonnis van 28 april 2022 heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, hieromtrent prejudiciële vragen gesteld aan het Grondwettelijk Hof.

De visie van het Grondwettelijk Hof

Volgens het Hof schenden de artikelen 23, § 1, 2°, en 27 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals zij van toepassing waren op de aanslagjaren 2017 tot 2019, schenden niet de artikelen 10, 11, 170 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Lees het arrest van 9 november 2023

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed, Successie & Vermogen