De verkoop van een onroerend goed:
hoever reikt de informatieplicht van de vastgoedmakelaar en de notaris?
Een selectie van 20 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 28 november 2023


De bouwpromotieovereenkomst:
een contract met vele gezichten
Een analyse aan de hand van 10 vragen

Prof. dr. Ralph De Wit (VUB) en mr. Steve De Cauwer (De Groote-De Man)

Webinar op donderdag 19 oktober 2023


Vermogens- en fiscale delicten:
met wie en hoe onderhandelen?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op vrijdag 17 november 2023


Buitencontractuele aansprakelijkheid:
wat brengt het nieuwe boek 6?

Prof. dr. Ignace Claeys en dr. Thijs Tanghe (Eubelius)

Webinar op dinsdag 24 oktober 2023


Warmtenetten: de juridische omkadering
aan de hand van een casestudy

Dr. Maja Reynebeau (UGent)

Webinar op donderdag 5 oktober 2023 


Onroerend vruchtgebruik met vennootschappen
Correcte waardering: stand van zaken in de praktijk
Vijf speciale topics nader toegelicht
(Inclusief handboek)

Mr. Robin Messiaen (Spartax)

Webinar op vrijdag 13 oktober 2023

Droogteschade aan een woning: brandverzekeraar moet dekking verlenen. Arrest Grondwettelijk Hof van 1 juni 2023 (LegalNews)

Auteur: Marc Vandecasteele (LegalNews)

Waarover gaat het?

Verschillende verzekeraars en Assuralia verzochten het Grondwettelijk Hof om artikel 2 van de wet van 29 oktober 2021 te vernietigen, in hoofdzaak wegens de terugwerkende kracht ervan.

Die bepaling verduidelijkt dat een inkrimping van de bodem als gevolg van droogte een aardverschuiving of een grondverzakking vormt in de zin van artikel 124, § 1, d), van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen die de brandverzekeraar moet dekken.

Standpunt van het Grondwettelijk Hof

Het Hof heeft nu op 1 juni 2023 het beroep tot vernietiging verworpen. Het Hof oordeelt dat de bestreden bepaling een interpretatieve bepaling is die een einde wil stellen aan de rechtsonzekerheid die voortvloeit uit het voormelde artikel 124, § 1, d).

Sommige verzekeraars interpreteerden die bepaling zo dat een inkrimping van de bodem als gevolg van droogte niet als een aardverschuiving of een grondverzakking kon worden beschouwd.

Uit de wetsgeschiedenis van artikel 124, § 1, d), van de wet van 4 april 2014 blijkt volgens het Hof dat de wetgever steeds de bedoeling heeft gehad om ook dekking te verlenen voor een inkrimping van de bodem als gevolg van droogte, zodat de terugwerkende kracht van de bestreden bepaling verantwoord is.

Lees hier het Persbericht van het Grondwettelijke Hof van 1 juni 2023

Lees hier het arrest van 1 juni 2023