Samenwerkingsvormen in de bouw:
een praktijkgericht overzicht van diverse contracten

Mr. Jens Rediers, mr. Jef Feyaerts

en mr. Sophie De Krock (Schoups)

Webinar op dinsdag 10 juni 2025


De maatschap:
haar eigenheden nader geanalyseerd
(inclusief handboek)

Mr. Dirk Van Gerven, mr. Ivan Peeters en mr. Ken Lioen (NautaDutilh)

Webinar op vrijdag 4 juli 2025


Wenst u meerdere opleidingen
te volgen bij LegalLearning?

Overweeg dan zeker ons jaarabonnement 

 

Krijg toegang tot +150 opleidingen

Live & on demand webinars

Voor uzelf en/of uw medewerkers


De belangrijkste nieuwigheden
voor de bouw- en vastgoedsector in 2025:
het Federaal regeerakkoord en Boek 7

Mr. Marco Schoups, mr. Jens Rediers

en mr. Jef Feyaerts (Schoups)

Webinar op donderdag 3 juli 2025


SUMMER DEAL 2025
10 webinars on demand naar keuze

10 webinars on demand voor €595

OVB – IBJ – ITAA – FSMA – BIV – NKN – Sam-Tes


Boek 7 BW. Nieuwe regels voor
bijzondere contracten op komst

Prof. dr. Thijs Tanghe en mr. Tijl Eggers (Eubelius)

Webinar op dinsdag 21 oktober 2025

De overschrijding van perceelsgrenzen en de grenzen van rechtsmisbruik – arrest Grondwettelijk Hof (Monard Law)

Auteur: Mark Fransen (Monard Law)

Aan de Vrederechter van het kanton Hamme werd een geschil voorgelegd waarbij deze moest oordelen of de vordering tot afbraak van werken die over de perceelsgrens gebouwd zijn kon toegekend worden. Belangrijk detail, de werken waren wetens en willens over de perceelsgrens gebouwd. Een oefening tussen eigenrichting en rechtsmisbruik die beslecht werd door het Grondwettelijk Hof.

1. Verbod op rechtsmisbruik

Het verbod op rechtsmisbruik is een algemeen erkend rechtsbeginsel dat talloze malen werd bevestigd door het Hof van Cassatie.

Het wekt dan ook geen verbazing dat bij de redactie van het nieuwe burgerlijk wetboek het verbod om zijn recht uit te oefenen op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst, in de wet werd verankerd. (art. 1.10 BW)

2. Arrest Grondwettelijk hof

Bij de verdere redactie van het burgerlijk wetboek heeft de wetgever rekening gehouden met de mogelijkheid van rechtsmisbruik. In art. 3.62 BW dat betrekking heeft op de grensoverschrijding heeft volgens het Grondwettelijk Hof de wetgever de grenzen van het toepassingsgebied van rechtsmisbruik overschreden.

3. Waarover gaat het? Bouwen over de perceelsgrens

Art. 3.62 BW regelt de situatie waarin een bouwwerk wordt opgetrokken, geheel of ten dele, op de grond van de nabuur.

Art. 3.62 § 2 BW richt zich in het bijzonder op de vraag welke mogelijke actie de nabuur kan ondernemen tegen de handelingen van een bouwheer die de perceelsgrens overschrijdt.

Art. 3.62 § 2, eerste lid BW bepaalt dat de nabuur de verwijdering van het overschrijdende bestanddeel kan vragen.

Art. 3.62 § 2, tweede lid en derde lid BW bepalen welke oplossingen aan het geschil gegeven moeten worden wanneer de nabuur effectief de afbraak vordert.

Art. 3.62 § 2, tweede lid BW stelt dat, wanneer de bouwheer te goeder trouw is en hij door de afbraak onevenredig zou worden benadeeld, de nabuur de verwijdering niet kan eisen. De nabuur kan dan ofwel een recht van opstal voor de duur van het bestaan van het gebouw toekennen ofwel het vereiste deel van het perceel overdragen, in beide gevallen tegen schadeloosstelling op grond van ongerechtvaardigde verrijking.

Art. 3.62 § 2, derde lid BW heeft betrekking op de grensoverschrijding door een bouwheer te kwader trouw en stelt:

Indien de grensoverschrijding te kwader trouw is, kan de nabuur de verwijdering van het overschrijdende inherente bestanddeel eisen tenzij er noch een omvangrijke inname is noch een potentiële schade is in hoofde van laatstgenoemde. Vordert hij niet de verwijdering, dan is het tweede lid van toepassing.

4. Concrete situatie

De Vrederechter van het kanton Hamme zag zich geconfronteerd met een geschil dat valt onder de toepassing van dit art. 3.62 § 2, derde lid BW.

Een bouwheer heeft naast de scheidingsmuur isolatie, een muur, funderingen en nutsleidingen geplaatst, manifest op het perceel eigendom van zijn nabuur.

De nabuur is hier niet van gediend en vordert bij de Vrederechter de afbraak van de opgerichte werken.

De Vrederechter stelt vast dat de bouwheer te kwader trouw (omdat hij op de hoogte was van het feit dat hij de perceelsgrens overschreed) werken heeft uitgevoerd op de eigendom van zijn nabuur, dat de inname niet omvangrijk is (ongeveer 25 cm) en dat de nabuur niet aantoont waaruit zijn schade bestaat.

Bijgevolg zou de nabuur enkel recht kunnen hebben op een vergoeding, gebaseerd op het principe van de ongerechtvaardigde verrijking, voor een (gedwongen) recht van opstal of eigendomsoverdracht.

Wij beelden ons in dat dit indruiste tegen het rechtsgevoel van de Vrederechter.

Wat is nog de waarde van een perceelsgrens als men deze doelbewust kan overtreden en vervolgens de nabuur die hiertegen protesteert kan verplichten tot gedwongen verkoop?

De Vrederechter stelt dan ook de prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof of de bepaling van art. 3.62 § 2, derde lid BW strijdig is met het eigendomsrecht zoals omschreven in art. 16 Grondwet:

Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan ten algemenen nutte, in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald en tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling.

De Grondwet bepaalt drie bijzondere voorwaarden waaraan in toepassing van art. 3.62 § 2, derde lid BW niet moet voldaan zijn:

  • voor het algemeen nut;
  • op de wijze bij de wet bepaald;
  • voorafgaand.
5. Beoordeling Grondwettelijk Hof

De Belgische overheid verdedigde voor het Grondwettelijk Hof de regeling van art. 3.62 § 2, derde lid BW met uitdrukkelijke verwijzing naar het verbod op rechtsmisbruik.

Wanneer de inname niet omvangrijk is en aan de nabuur geen potentiële schade oplevert is het toch niet redelijk dat de nabuur de afbraak kan eisen?

Het lijkt wel alsof de wetgever over het hoofd ziet dat haar standpunt de eigenrichting van een partij te kwader trouw valideert.

Bij arrest van 25.04.2024 oordeelde het Grondwettelijk Hof dan ook terecht dat art. 3.62 § 2, derde lid BW strijdig is met de Grondwet.

Het Grondwettelijk Hof benadrukt in het arrest dat zelfs de bouwheer die reeds voor de aanvang van de werken of in de loop van de werken gewezen wordt op het feit dat hij de perceelsgrens overschrijdt, volgens art. 3.62 § 2, derde lid BW, zijn nabuur zou kunnen verplichten de door hemzelf onrechtmatig uitgevoerde handelingen te aanvaarden.

Het Grondwettelijk Hof stelt dat, wanneer de eis tot afbraak geformuleerd wordt binnen een redelijke termijn, de verwijdering aan de bouwheer te kwader trouw geen onevenredig nadeel berokkent in vergelijking met het voordeel dat de verwijdering voor de nabuur oplevert.

Dit arrest kan volledig bijgetreden worden.

Meer nog, bij uitbreiding kan en moet uit dit arrest afgeleid worden dat een partij zich niet kan beroepen op het verbod op rechtsmisbruik om zijn eigen doelbewust foutief handelen te rechtvaardigen. Het verbod op rechtsmisbruik is geen schaamlapje voor eigenrichting.

Bron: Monard Law

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed

Boeken in de kijker: