Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024

De hervorming van het vruchtgebruik in het nieuwe goederenrecht (Schuermans Advocaten)

Auteur: Schuermans Advocaten

Op 1 september 2021 zijn de nieuwe wettelijke bepalingen  van boek 3 Burgerlijk Wetboek inzake goederenrecht in werking getreden. De voornaamste wijzigingen m.b.t. het vruchtgebruik worden hieronder kort uiteengezet.

Duurtijd van het vruchtgebruik (art. 3.141 lid 1 BW)

Het vruchtgebruik is een tijdelijk zakelijk recht dat een einde neemt bij de dood van de vruchtgebruiker (art. 3.141 BW).

Het vruchtgebruik van een rechtspersoon was klassiek beperkt tot 30 jaar (voorheen art. 619 oud BW) omdat dit spoorde met een gemiddelde duurtijd van een generatie in 1804. Gezien de langere levensduur is de termijn verlengd naar 99 jaar.

Indien de rechtspersoon ophoudt te bestaan in de loop van de duurtijd eindigt in de regel ook het vruchtgebruik. In het geval van faillissement bepaalt de wet voortaan dat het faillissement het einde van het vruchtgebruik tot gevolg heeft. In het geval van een fusie, splitsing of bij een gelijkgestelde verrichting blijft het vruchtgebruik in principe bestaan.

Wettelijke aanwas (art. 3.141 lid 2 BW)

Indien er meerdere personen op een welbepaald goed vruchtgebruik hadden en één van de vruchtgebruikers overleed, kwam het vruchtgebruik vroeger toe aan de blote eigenaar(s).

De wetgever heeft thans in artikel 3.141 lid 2 BW een wettelijke aanwas voorzien ten voordele van de overige vruchtgebruikers. Zij krijgen naar evenredigheid van hun aandeel het vruchtgebruik van de overleden vruchtgebruiker.

Vb. grootmoeder schenkt aan haar kleinkinderen de blote eigendom van het beschikbare gedeelte van haar vermogen en geeft aan haar kinderen enkel het vruchtgebruik. Dan zal bij overlijden van een kind het vruchtgebruik niet meer toekomen aan de kleinkinderen maar aan de andere kinderen-vruchtgebruikers. De kleinkinderen moeten wachten tot het overlijden van alle vruchtgebruikers vooraleer ze de volle eigendom verkrijgen.

Een tontinebeding blijft uiteraard geldig (adv. RvS nr. 63.490/2, 10 juli 2018, 116/142).

Daden van beheer: het toekennen van gebruiksrechten (art. 3.145 BW)

De vruchtgebruiker heeft het recht bepaalde gebruiksrechten aan derden toe te kennen, o.a. het genotsrecht door middel van een huurovereenkomst.

Na overlijden van de verhuurder-vruchtgebruiker nam de huurovereenkomst onder het oude systeem geen onmiddellijk einde. De huurovereenkomst bleef bestaan tot afloop van de overeenkomst, hoogstens voor negen jaar.

Het nieuwe goederenrecht voorziet nog steeds in een voortbestaan van het gebruiksrecht maar beperkt deze in de tijd. Het gebruiksrecht kan ingevolge artikel 3.145 BW maximum drie jaar blijven voortbestaan.

Bezoekrecht van de blote eigenaar (art. 3.149 BW)

De blote eigenaar heeft ingevolge artikel 3.149 BW een keer per jaar een bezoekrecht. De wetgever achtte het opportuun dit recht te voorzien zodat de blote eigenaar kan controleren of de vruchtgebruiker aan al zijn verplichtingen voldoet.

Inventarisverplichting (art. 3.150 BW)

Het opstellen van een beschrijving van alle bezwaarde goederen bij aanvang van het vruchtgebruik was een verplichting die in het verleden enkel ten laste van de vruchtgebruiker kwam.

De wetgever heeft in de nieuwe wet de inventarisverplichting tot een gezamenlijke verplichting gemaakt, ook al zijn de nadelen bij niet inventariseren enkel ten laste van de vruchtgebruiker. Op verzoek van de blote eigenaar kan het vruchtgebruik immers zonder uitwerking blijven zolang voorgenoemde verplichting niet is nagekomen.

Verder is de inventarisverplichting gedeformaliseerd en kunnen blote eigenaar en vruchtgebruiker gezamenlijk beslissen op welke wijze ze de beschrijving van de goederen zullen doen. Zo ook is de voorheen verplichte authentieke akte bij onroerende goederen niet langer een vereiste om aan de inventarisverplichting te voldoen.

De plicht tot het afsluiten van verzekeringen (art. 3.151 BW)

De vruchtgebruiker was voorheen verplicht een borg te stellen.

De borgstelling is nu vervangen door een verplichte verzekering in volle eigendom voor de gebruikelijke risico’s. Wat de gebruikelijke risico’s zijn, wordt in de wet niet beschreven. Alleen het brandrisico van onroerende goederen wordt in de voorbereidende parlementaire werken vermeld. Voor het overige zullen de gebruikelijke risico’s afhankelijk zijn van de bestemming van het goed.

De onderhoudsherstellingen en grove herstellingen (art. 3.153, art. 3.154 en art. 3.156 BW)

Zoals voorheen zijn de onderhoudsherstellingen ten laste van de vruchtgebruiker en de grove herstellingen ten laste van de blote eigenaar. De wetgever heeft dit principe behouden maar heeft de limitatieve lijst van de grove herstellingen opgeheven en de begrippen verruimd met het oog op de evolutie van de bouwtechnieken.

Bijkomend heeft de wetgever willen verhinderen dat de financiële last van de door de blote eigenaar uitgevoerde grove herstellingen enkel te zijnen laste zouden komen. Een evenwichtige oplossing bestaat erin dat de vruchtgebruiker en de blote eigenaar deze werken financieren volgens de waarde van het vruchtgebruik respectievelijk de blote eigendom in verhouding tot de waarde van de volle eigendom. De waarde van het vruchtgebruik respectievelijk de blote eigendom kan objectief worden berekend aan de hand van de omzettingstabel van het vruchtgebruik overeenkomstig art. 745 sexies,§3 oud BW.

In de klassieke opvatting werd aan een zakelijk recht geen afdwingbare verplichting verbonden zodat de blote eigenaar niet kon verplicht worden tot het uitvoeren van de grove herstellingen. Deze opvatting is voorbijgestreefd. Voortaan moet de blote eigenaar met de vruchtgebruiker overleggen om de werken te kunnen uitvoeren.

Bron: Schuermans Advocaten

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed, Verbintenissen & Goederen