Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024

De ene herstelvordering is de andere niet (Schuermans Advocaten)

Auteur: Schuermans Advocaten

Publicatiedatum: 04/02/2019

In een arrest van 31 januari 2019 (nr. 14/2019) boog het Grondwettelijk Hof zich over de vraag of het onderscheid tussen de publieke en de private herstelvordering in de materie van ruimtelijke ordening en stedenbouw met betrekking tot de publiciteitsvereiste verzoenbaar is met het gelijkheidsbeginsel.

Volgens het oude art. 6.2.1, eerste lid VCRO, zoals van toepassing op het bodemgeschil, was de dagvaarding voor de correctionele rechtbank of het exploot tot inleiding van het geding waarbij de stedenbouwkundig inspecteur of het college van burgemeester en schepenen een herstelvordering inleidde, pas ontvankelijk na overschrijving in het hypotheekkantoor van het gebied waar de goederen gelegen zijn.

Naar vaste cassatierechtspraak strekte deze publiciteitsvereiste ertoe te voorkomen dat een derde onwetend zou zijn van het mogelijk onwettig karakter van een gebouw waarvan hij eigenaar wenst te worden of waarop hij rechten wenst te verkrijgen.

Het Grondwettelijk Hof bevestigde de zienswijze van de verwijzende rechter dat deze publiciteitsvereiste enkel geldt voor de zogenaamde ‘publieke’ herstelvordering en dus niet op het herstel dat een derde vordert steunend op de artikelen 1382-1383 van het Burgerlijk Wetboek, volgens hetwelk diegene die door een onrechtmatige daad aan een ander schade heeft berokkend verplicht is die te vergoeden.

Op basis van een staatsrechtelijk argument, met name dat de buitencontractuele aansprakelijkheidsregeling behoort tot de residuaire bevoegdheid van de federale wetgever en -in tegenstelling tot de handhaving van de ruimtelijke ordening- niet tot die van de gewesten, oordeelde het Grondwettelijk Hof dat het verschil in behandeling voortvloeit uit de onderscheiden bevoegdheden van de gewesten en de federale overheid. Dit gegeven op zich maakt volgens het Hof niet dat het aangekaarte verschil strijdig kan worden geacht met het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie.

Resultaat is dan ook dat derde-belanghebbenden niet kunnen genieten van dezelfde publiciteit over het potentieel onwettig karakter van een verkaveling, bouwwerken of een verbouwing in geval van een private herstelvordering.

Opgemerkt zij nog dat ná de inwerkingtreding van het Vlaams Omgevingsvergunningsdecreet voornoemde voorschriften hernomen zijn in de artikelen 6.3.1, §6 (strafrechter) en 6.3.3, §2 (burgerlijke rechter) VCRO. Ook hier gaat het weliswaar opnieuw over de publieke herstelvordering.

Het arrest waarvan sprake vindt u hier.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed