AI: een analyse van aansprakelijkheids-
en verzekeringsaspecten
(gratis webinar)

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Bastiaan Bruyndonckx (Lydian)

Webinar op donderdag 21 november 2025


Zekerheden anno 2025
: een update aan de hand van
wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters (NautaDutilh)

Mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op dinsdag 14 oktober 2025


Aannemingsrecht anno 2026

Mr. Frank Burssens (Everest)

Mr. Els Op de Beeck (Schoups)

Mr. Simon Verhoeven (Equator)

Webinar op donderdag 29 januari 2026


Wenst u meerdere opleidingen
te volgen bij LegalLearning?

Overweeg dan zeker ons jaarabonnement 

 

Krijg toegang tot +150 opleidingen

Live & on demand webinars

Voor uzelf en/of uw medewerkers


Fiscale visitatie:
wat zijn uw rechten en plichten?

Mr. Maxim Vermeiren en mr. Tayfun Anil (Tiberghien)

Webinar op dinsdag 25 november 2025


SUMMER DEAL 2025
10 webinars on demand naar keuze

10 webinars on demand voor €595

OVB – IBJ – ITAA – FSMA – BIV – NKN – Sam-Tes

Buitencontractuele aansprakelijkheid en verjaringstermijn bij fout van voortdurende aard. Cassatie-arrest van 17 januari 2025 (Recht op zaterdag)

Auteur: Marc Vandecasteele (Recht op zaterdag)

De problematiek heeft in essentie betrekking op waterinfiltraties opgetreden in een ondergronds garagecomplex en bepaalde privatieve garages daarin.

De Gemeente De Panne besliste in 2002 tot de renovatie van het Canadezenplein in twee fases, beginnend in fase 1 met de bouw van een ondergronds garagecomplex via een PPS-constructie en in fase 2 de verfraaiing van de bovenbouw.

Uit een krantenartikel blijkt dat de Vereniging van mede-eigenaars Garagecomplex Canadezenplein (VME) al ruim sinds 2005 de waterinfiltratieproblemen kennen die in deze aan de orde zijn en zelf schrijven dat de Gemeente de herstelwerken niet vrijwillig wou uitvoeren.

De VME vordert genotsderving ingaande in februari 2005, wat ook impliceert dat zij minstens in de loop van deze maand waterinfiltraties in het garagecomplex en in welbepaalde privatieve garages aldaar binnenkregen.

De verklaringen afgelegd door de algemene aannemer die het ondergronds garagecomplex bouwde, zeggen dat in 2005 de eerste infiltraties werden vastgesteld, waarna deze aannemer lokaal heeft geïnjecteerd, doch er in de jaren die daarop volgden opnieuw verschillende insijpelingen van water waren waarvan de oorzaak wellicht in de bovenbouw en dus niet in de werken van de aannemer was te zoeken.

De VME heeft sinds het voor het eerst optreden van de schade/infiltraties in februari 2005 tot aan de op 29 september 2017 ter griffie neergelegde conclusie gewacht, hetzij ruim 12,5 jaar sedert het optreden van de schade, om effectief een tussenvordering betrekkelijk de waterinfiltraties in te stellen jegens de Gemeente.

Het feit dat de VME in deze voorhouden dat de waterinfiltraties, anders omschreven als ‘burenhinder’ door de VME, tot op heden optreden en voortduren, niet met zich meebrengt dat de verjaringstermijn in deze nog niet zou zijn aangevangen.

Dit standpunt, ingenomen door de VME, in geval van aanhoudend voortduren van de hinder zelfs dreigt te neigen naar een (quasi) onverjaarbaarheid, evenals tot het nog met gemak toelaatbaar instelbaar zijn van vorderingen voor lichte gebreken zelfs geruime tijd nadat zelfs de garantietermijn van tien jaar voor de zware stabiliteit-aantastende gebreken al zou zijn verstreken.

Artikel 2262bis, § 1, tweede lid, Oud Burgerlijk Wetboek spreekt over het zich voordoen van schade, niet over de te kennen omvang van de schade, het voortduren en/of tijdstip van het ophouden van verdere schade als criteria ter bepaling van de aanvangsdatum van de verjaring.

De VME kende reeds meer dan vijf jaar voorafgaandelijk het instellen van hun tussenvordering bij ter griffie op 29 september 2017 neergelegde conclusie de identiteit van de Gemeente als mogelijk aansprakelijke kende.

De appelrechters (hof van beroep te Gent van 28 mei 2021) konden dus op grond van deze redenen wettig oordelen dat de fout die de VME aanvoert bestaat in een aflopende gebeurtenis, te weten de beweerde gebrekkige uitvoering van de bovenbouw, waaruit de VME onmiddellijk de aangevoerde schade, bestaande uit herstelkosten en genotsderving konden vaststellen, en verantwoorden aldus naar recht hun beslissing dat de vorderingen van de VME met toepassing van de vijfjarige termijn zoals bepaald in artikel 2262bis, § 1, tweede lid, Oud Burgerlijk Wetboek zijn verjaard.

Lees hier het arrest

Boeken in de kijker: