Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024

Beperkte of essentiële afwijking van de stedenbouwkundige voorschriften, wat zijn de criteria? (Gevaco Advocaten)

Auteurs: Andreas Oversteyns en Wim Mertens (Gevaco Advocaten)

De afwijkingsmogelijkheid van artikel 4.4.1, §1 VCRO is voor vele vergunningsaanvragers een zeer nuttig instrument om in hun aanvraag ‘beperkt af te wijken’ van geldende stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften. Deze afwijkingsmogelijkheid geldt echter enkel voor bepaalde voorschriften en het begrip ‘beperkte afwijking’ wordt door de Raad voor Vergunningsbetwistingen restrictief geïnterpreteerd.

Situering

Artikel 4.3.1, §1, eerste lid, 1°, a) VCRO verplicht de vergunningverlenende overheid om een vergunning te weigeren als de aanvraag in strijd is met de stedenbouwkundige voorschriften.

Op grond van artikel 4.4.1, §1 VCRO kan de vergunningverlenende overheid echter wel “beperkte afwijkingen” toestaan van, onder meer, de stedenbouwkundige voorschriften van een ruimtelijk uitvoeringsplan.

Deze afwijkingen mogen enkel betrekking hebben op de perceelsafmetingen, de afmetingen en de inplanting van constructies, de dakvorm en de gebruikte materialen.

Afwijkingen van de voorschriften die de bestemming, de maximaal mogelijke vloerterreinindex of het aantal bouwlagen regelen, worden uitdrukkelijk uitgesloten.

In de memorie van toelichting bij het ontwerp van decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid, mag die opsomming bovendien niet limitatief worden opgevat, in die zin dat er in elk geval geen sprake mag zijn van afwijkingen van “essentiële gegevens van het plan”.[1]

Het blijkt dan ook dat een vergunningverlenende overheid zich dus moet schikken naar de keuzes van de planoverheid. De afwijkingsregeling van artikel 4.4.1, §1 VCRO moet restrictief worden uitgelegd en toegepast.

Wat is een ‘beperkte afwijking’?

Wat moet nu precies verstaan worden onder een “beperkte” afwijking? De VCRO voorziet voor dit begrip geen definitie.

Volgens de parlementaire voorbereiding moet de overheid de, al dan niet beperkte, aard van de afwijking van de geldende voorschriften “afmeten” aan de geldende voorschriften.[2]

De afwijkingen mogen geen grote invloed hebben op het aanpalend perceel, mogen er niet toe leiden dat de stedenbouwkundige voorschriften van het plan omzeild of uitgehold worden en moeten in overeenstemming met de algemene strekking van het plan of de verkaveling blijven.[3]

Als de overheid een afwijking wil toestaan, moet ze het beperkt karakter van de gevraagde afwijking beoordelen.[4] Het beperkt karakter van de afwijking moet afgeleid kunnen worden uit de concrete motieven van de bestreden beslissing.[5]

De maatstaf voor de beoordeling of er al dan niet sprake is van een beperkte afwijking, is de strekking van de betrokken planvoorschriften en de discrepantie van de aanvraag daarmee.[6] In de praktijk blijkt de rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen op dit punt wispelturig.[7]

In een recent arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 16 maart 2023 werd geoordeeld over een afwijking op artikel 3.3 van het PRUP “Kleinstedelijk gebied Bilzen” dat de aanleg van structurerende groenassen (= aanplant van hoogstammige bomenrijen) verplicht stelt. Er wordt in het artikel ook verwezen naar een grafische aanduiding die het tracé van de structurerende groenassen indicatief aangeeft.

In casu voorzag de aanvraag niet in de aanleg van doorlopende structurerende groenassen. De aanvrager argumenteerde dat de letterlijke tekst van artikel 3.3 van het PRUP niet voorziet  in de vereiste dat de hoogstammige bomenrij aaneensluitend of zonder onderbrekingen moet zijn. Enkel de ‘indicatieve’ grafische aanduiding voorziet in doorlopende, ononderbroken groenassen.

De Raad oordeelt dat enkel het tracé van de aan te leggen groenassen indicatief aangeduid wordt. De groenassen/bomenrijen dienen volgens de Raad wel degelijk ononderbroken te worden aangelegd. Zij verwijst hiervoor enerzijds naar het (indicatieve?) grafisch plan, waar de groenassen doorlopend en ononderbroken worden ingetekend, maar ook naar de tekstuele voorschriften van het PRUP. De term ‘bomenrij’ zou staan voor een opeenvolging van bomen, aldus de Raad.

De Raad stelt verder dat de groenassen op een substantiële wijze onderbroken worden wat een essentiële afwijking van de voorschriften van het PRUP vormt die buiten de grenzen valt van wat artikel 4.4.1, §1 VCRO toelaat. Bovendien wordt in het PRUP, in een aparte toelichtende kolom, de aanleg van structurerend groen tot de “essentiële aspecten” gerekend.[8]

Het is merkwaardig dat de Raad zich steunt op een indicatief grafisch plan om te oordelen dat de bomenrij inderdaad ononderbroken aangelegd diende te worden. De redenering van de Raad dat de term ‘bomenrij’ staat voor een ‘opeenvolging van bomen’ is hierbij belangrijk.

Dit arrest bevestigt de rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwistingen dat de toepassing van de afwijkingsregeling van artikel 4.4.1, §1 VCRO restrictief moet worden toegepast.

Aarzel niet om de cel bestuurs- en omgevingsrecht van GEVACO Advocaten te contacteren bij vragen en procedures omtrent beperkte afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften.

Bron: Gevaco Advocaten

[1] Parl.St. VI.Parl., 2008-09, nr. 2011/1, 136 ; RvVb 3 mei 2016, nr. RvVb/A/1516/1040 ; RvVb 21 januari 2014, nr. A/2014/0072.

[2] Parl.St. VI.Parl., 2008-09, nr. 2011/1, 136.

[3] Rechtspraak opgesomd in MvT,  Parl.St. Vl.Parl. 2008-2009, stuk 2011/1, nr.  430; RvVb 14  april 2015, nr. A/2015/0230; X, “Appartement aan zee? Graag … maar niet zonder vergunde autostandplaats!”, TOO  2012, 48; RvVb 4  december 2018, nr. RvVb/A/1819/0362; RvVb 12  februari 2019, nr. RvVb/A/1819/0615; RvVb 8 oktober 2020, nr. RvVb/A/2021/0123.

[4] RvVb 1 april 2014, nr. A/2014/0248; RvVb 29 mei 2012, nr. A/2012/0213.

[5] RvVb 27 oktober 2015, nr. RvVb/A/1516/0154; RvVb 13 maart 2018, nr. RvVb/A/1718/0645; RvVb 22 januari 2019, nr. RvVb/A/1819/0520; RvVb 19 maart 2019, nr. RvVb/A/1819/0738.

[6] K. VANHERCK, “[Afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften] Afwijkingsmogelijkheden” in I. LEENDERS, V. TOLLENAERE, O. COOPMAN, K. VANHERCK, P. VAN ASSCHE, G. DE WOLF, L. JOPPEN, P. VANSANT en M. DEJONGHE, Zakboekje ruimtelijke ordening 2022, Mechelen, Wolters Kluwer, 771.; RvVb 16 maart 2023, nr. RvVb-A-2223-0654.

[7] Rechtspraak opgesomd in MvT, Parl.St. Vl.Parl., 2008-09, stuk 2011/1, nr. 430; RvS 1 oktober 1992, nr. 40.571; RvS 17 juni 1993, nr. 43.383; RvS 20 december 2000, nr. 91.739; RvS 11 december 2002, nr.  113.525; RvVb 21  januari 2014, nr. A/2014/0046; RvVb 14  april 2015, nr.  A/2015/0230; RvVb 10 mei 2016, nr. RvVb/A/1516/1088; RvVb 10 januari 2017, nr. RvVb/A/1617/0478, cass. verworpen: RvS 23  november 2017, nr.  239.940; RvVb 5  juni 2018, nr. RvVb/A/1718/0962; RvVb 28  mei 2019, nr. RvVb/A/1819/1041; RvVb 15 oktober 2020, nr. RvVb/A/2021/0156.

[8] RvVb 16 maart 2023, nr. RvVb-A-2223-0654.

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed