Zekerheden anno 2025
: een update aan de hand van
wetgeving en rechtspraak
Mr. Ivan Peeters (NautaDutilh)
Mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)
Webinar op dinsdag 14 oktober 2025
Wenst u meerdere opleidingen
te volgen bij LegalLearning?
Overweeg dan zeker ons jaarabonnement
Krijg toegang tot +150 opleidingen
Live & on demand webinars
Voor uzelf en/of uw medewerkers
Boek 6 BW en de begrippen
‘fout’, ‘schade’ en ‘causaal verband’:
wat is er behouden en wat is nieuw?
(inclusief handboek)
Prof. dr. Britt Weyts (UAntwerpen)
Webinar op vrijdag 4 juli 2025
De maatschap:
haar eigenheden nader geanalyseerd
(inclusief handboek)
Mr. Dirk Van Gerven, mr. Ivan Peeters en mr. Ken Lioen (NautaDutilh)
Webinar op vrijdag 4 juli 2025
Contracten anno 2025
Concrete vragen over samenloop tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid en over de aansprakelijkheid van hulppersonen
Prof. dr. Ignace Claeys en prof. dr. Thijs Tanghe (Eubelius)
Webinar op donderdag 3 juli 2025
Boek 7 BW. Nieuwe regels voor
bijzondere contracten op komst
Prof. dr. Thijs Tanghe en mr. Tijl Eggers (Eubelius)
Webinar op dinsdag 21 oktober 2025
Aansprakelijkheid voor lichte verborgen gebreken en redelijke termijn: the gift that keeps on giving (Schoups)
Auteurs: Els Op de Beeck, Jens Lippens en Sarah Van Praet (Schoups)
Hoewel de gemeenrechtelijke aansprakelijkheid voor lichte verborgen gebreken reeds sedert lange tijd is ingeburgerd in het Belgische privaat bouwrecht, blijven de toepassingsvoorwaarden ervan de gemoederen beroeren en voor gevarieerde rechtspraak zorgen. Niet in het minst geldt dit voor de toepasselijke proceduretermijn (“de redelijke termijn”).
Na de aanvaarding van de werken door zijn/haar opdrachtgever kan een aannemer nog slechts aansprakelijk gesteld worden (i) voor stabiliteitsbedreigende en stevigheidsbedreigende gebreken (de klassiek “tienjarige aansprakelijkheid”; art. 1792 en 2270 Oud BW) en (ii) voor gebreken die op het ogenblik van de aanvaarding van de werken niet konden worden aanvaard omdat ze verborgen waren (de gemeenrechtelijke aansprakelijkheid voor lichte verborgen gebreken).
Om tijdig een vordering uit hoofde van die laatste aansprakelijkheidsgrond in te stellen, dient een opdrachtgever rekening te houden met twee termijnen:
(i) de waarborgtermijn: de algemene termijn waarbinnen de aannemer aansprakelijk blijft voor lichte verborgen gebreken en die overeenstemt met de gemeenrechtelijke verjaringstermijn van tien jaar uit artikel 2262bis, §1 oud BW vanaf de aanvaarding van de werken,
(ii) de proceduretermijn: de termijn waarbinnen de opdrachtgever na de ontdekking van het gebrek een vordering moet instellen jegens de aannemer. Deze termijn kent geen basis in het (Oud) Burgerlijk Wetboek en is zo niet strikt bepaald. Het gaat volgens vaststaande rechtspraak van het Hof van Cassatie om een redelijke termijn, die begint te lopen vanaf de kennisname van het gebrek. Ter zake heeft de rechter een ruime appreciatiemarge, zowel de aanvang als de duur van de redelijke termijn.
Het zal niet verbazen dat zich in vele gevallen discussie voordoet over de concrete invulling van de redelijke proceduretermijn. De relatieve rechterlijke vrijheid leidt daarbij tot een creatieve toepassing op maat.
In een recent vonnis toonde de ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout zich creatief met de aanvang van de redelijke termijn, door deze te koppelen aan de late invordering van zijn facturatie door de onderaannemer zelf en een eerder vonnis van deze rechtbank. Hoewel de hoofdaannemer de gebreken reeds geruime tijd kennis had van de mogelijk gebrekkige werken van zijn onderaannemer door zijn geschil met de bouwheer, oordeelde de ondernemingsrechtbank dat de redelijke termijn in de verhouding tussen de hoofdaannemer en de onderaannemer slechts begon te lopen na een vonnis in de procedure tussen de bouwheer en de hoofdaannemer. Op dat moment bleek het volgens de rechtbank pas aangewezen de onderaannemer in de toen bevolen expertise te betrekken.
Het tijdsverschil (van ongeveer anderhalf jaar) tussen de daadwerkelijke kennisname door de hoofdaannemer en de door de rechtbank bepaalde aanvang van de redelijke termijn, rechtvaardigt de rechtbank (o.a.) door te wijzen op het stilzitten van de onderaannemer zelf in de invordering van zijn facturatie. Volgens de rechtbank had de onderaannemer zich met andere woorden zelf niet aan een redelijke termijn gehouden in die invordering.
Het wetsvoorstel houdende invoeging van Boek 7 “Bijzondere contracten” in het Burgerlijk Wetboek heeft tot doel om meer eenvormigheid in de vigerende rechtspraak te brengen. Het thans voorliggende wetsvoorstel maakt gewag van drie termijnen:
(i) een conformiteitstermijn van 10 jaar vanaf de aanvaarding, gedurende dewelke de aannemer dient in te staan voor conformiteitsgebreken (art. 7.4.17),
(ii) een kennisgevings- of reactietermijn, die opnieuw een redelijke termijn uitmaakt, waarbinnen de opdrachtgever het conformiteitsgebrek na ontdekking moet melden aan de aannemer (art. 7.4.18),
(iii) een procedure-/verjaringstermijn van 2 jaar vanaf de kennisgeving, die ten vroegste 2 jaar na de levering van de opdracht eindigt (art. 7.4.19).
Bron: Schoups
» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed, Verzekeringen & Aansprakelijkheid