Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024

Aankoop van een appartement en koopvernietigende gebreken: termijn van de vordering. Cassatie-arrest van 18 januari 2024 (LegalNews)

Auteur: Marc Vandecasteele (LegalNews)

Krachtens artikel 1648 Oud Burgerlijk Wetboek moet de vordering op grond van koopvernietigende gebreken door de koper worden ingesteld binnen een korte tijd, al naar de aard van de koopvernietigende gebreken en de gebruiken van de plaats waar de koop gesloten is.

Deze bepaling vereist enkel dat de koper binnen een korte tijd een vordering instelt waarbij hij zich baseert op verborgen gebreken waarmee het goed volgens hem is behept. Zij vereist niet dat de koper binnen een korte tijd zijn vordering in rechte kwalificeert als een vordering tot vrijwaring gebaseerd op de artikelen 1641 en volgende Oud Burgerlijk Wetboek.

De appelrechter stelt vast en oordeelt dat:

  • de eiseres in 2004 een appartement heeft gekocht van de verweerster;
  • er zich sedert het begin vocht- en andere schadeproblemen hebben voorgedaan;
  • in 2005 en 2007 een aantal herstellingen werden uitgevoerd;
  • in 2010 en in 2015 nieuwe schade zou zijn ontstaan;
  • de eiseres haar vordering jegens de verweerster, in de inleidende dagvaarding van 1 februari 2011, louter heeft gesteund op de tienjarige aansprakelijkheid van de verweerster;
  • de vordering in de syntheseconclusie van 6 december 2019 in ondergeschikte orde werd gebaseerd op lichte verborgen gebreken;
  • deze overeenkomst evenwel betrekking had op privatieve delen die reeds volledig waren afgewerkt, zodat de overeenkomst niet wordt beheerst door de Woningbouwwet, en de eiseres zich ten aanzien van de verweerster bijgevolg niet kan beroepen op artikel 1792 Oud Burgerlijk Wetboek, noch kan vorderen op basis van lichte verborgen gebreken;
  • pas bij conclusie in hoger beroep van 29 januari 2021 voor het eerst een vordering werd ingesteld op basis van de artikelen 1641 en volgende Oud Burgerlijk Wetboek, wat manifest laattijdig is;
  • de vordering tegen de verweerster aldus ongegrond is.

De appelrechter die zich aldus voor het beoordelen van de korte termijn plaatst op het ogenblik waarop de eiseres haar vordering voor het eerst in rechte heeft gekwalificeerd als een vordering op grond van artikel 1641 en volgende Oud Burgerlijk wetboek, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht.

Lees het Cassatie-arrest van 18 januari 2024

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed, Verbintenissen & Goederen