Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024

Wijzigingen Vlaams arbeidsmarktbeleid vanaf 1 mei 2024 (Vlaamse Overheid)

Auteur: Vlaamse Overheid

In het kort

Een besluit van de Vlaamse regering (BVR) van 8-3-2024 tot wijziging van het BVR van 7-12-2018 voert verschillende wijzigingen door aan het Vlaamse arbeidsmarktbeleid. De nieuwe bepalingen treden in werking op 1-5-2024.

De meest ingrijpende wijziging is de afschaffing van het principe dat je als werkgever voor eender welke tewerkstelling die niet onder een specifieke categorie valt, een aanvraag met arbeidsmarktonderzoek kan indienen. De zogenaamde categorie ‘overige’ bij een aanvraag van een gecombineerde vergunning wordt beperkt tot de knelpuntberoepenlijst van de VDAB.

In dit nieuwsbericht overlopen we de belangrijkste en opvallendste wijzigingen. Kleinere en meer technische wijzigingen bespreken we hier niet, maar waar nodig verwerken we deze wel op de webpagina’s over tewerkstelling.

Categorie ‘overige’: alleen VDAB-knelpuntberoepen

De meest ingrijpende wijziging is de aanpassing van artikel 18, § 1 van het BVR van 7 december 2018. Deze bepaling staat ook bekend als de categorie ‘overige’. Ze hield in dat voor elke functie die niet onder een specifieke bepaling viel, een aanvraag kon worden ingediend met een arbeidsmarktonderzoek. Vanaf 1 mei 2024 wordt deze categorie echter sterk ingeperkt.

Onder de nieuwe bepalingen, kan je als werkgever alleen nog een aanvraag met arbeidsmarktonderzoek indienen als aan al de volgende voorwaarden voldaan is:

  • De functie wordt vermeld op de knelpuntberoepenlijst van de VDAB. Deze lijst wordt jaarlijks gepubliceerd door de VDAB en is veel ruimer dan de beperkte knelpuntberoepenlijst die geldt voor middengeschoolden.
  • De functie vereist kwalificatieniveau 2, 3 of 4. De bestaande praktijk van het Vlaams Gewest om werkgevers niet toe te laten om voor een hooggeschoolde (kwalificatieniveau 5 en hoger) een aanvraag in categorie ‘overige’ was betwistbaar omdat er geen wettelijke basis voor bestond. Het BVR creëert voor die praktijk nu een wettelijk kader.
  • De vacature werd gedurende minimaal 9 weken in de periode van 4 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag gepubliceerd op de websites van VDAB én EURES. Voor seizoenarbeiders gaat het om minimaal 3 weken in de periode van een maand onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag.
  • De werkgever vraagt bij de publicatie van de vacature actieve bemiddeling voor de invulling ervan aan de VDAB.

Op de VDAB-knelpuntberoepenlijst van 2024 staan 241 beroepen. Een deel hiervan valt onder de lijst voor arbeidsmigratie voor de categorie ‘middengeschoolde knelpuntberoepen’, waarop momenteel 29 beroepen staan en waarvoor een aparte regeling bestaat. Voor de 74 hooggeschoolde functies op de VDAB-lijst moet de aanvraag gebeuren in de categorie ‘hooggeschoolde’ met het bijpassende minimumloon (of eventueel via een Europese Blauwe Kaart). Concreet betekent dat dat er slechts 138 beroepen resteren waarvoor de aanvraag nog in de categorie ‘overige’ kan worden ingediend.

De algemene mogelijkheid om eender welke aanvraag in te dienen met een arbeidsmarktonderzoek wordt dus afgeschaft. Hierop is geen enkele uitzondering voorzien. Ook via een beroepsprocedure bij de minister kan je hier niet van afwijken. Een aanvraag die niet aan de bovenstaande voorwaarden voldoet is onontvankelijk. Aanvragen voor functies die niet op de lijst van VDAB staan of onder een categorie die is vrijgesteld van arbeidsmarktonderzoek vallen, zijn in Vlaanderen dus voortaan onmogelijk via de procedure voor een gecombineerde vergunning. Hiermee ontneemt de Vlaamse overheid zichzelf de discretionaire bevoegdheid om behartigenswaardige aanvragen geval-per-geval goed te keuren. In theorie kan je een dergelijke aanvraag alleen nog rechtstreeks bij de federale, Dienst Vreemdelingenzaken indienen en laten behandelen op basis van zijn discretionaire bevoegdheid. Lees hierover onze websitepagina’s over ‘discretionair/humanitair visum’. Dit zal dus in de praktijk mogelijk neerkomen op een gedeeltelijke her-federalisering van bevoegdheid.

Als overgangsmaatregel wordt voorzien dat afgeleverde toelatingen tot arbeid in de categorie ‘overige’ geldig blijven tot wanneer ze verstrijken en hernieuwd kunnen worden op basis van de oude regelgeving voor zover het gaat om dezelfde functie bij dezelfde werkgever.

Middengeschoolden: dynamische knelpuntberoepenlijst

Voor bepaalde middengeschoolde knelpuntberoepen is geen arbeidsmarktonderzoek nodig. Hiervoor wordt immers vermoed dat er een structureel tekort bestaat op de arbeidsmarkt. Een Ministerieel Besluit bepaalt telkens de specifieke lijst van knelpuntberoepen voor arbeidsmigratie. Dit principe blijft bestaan. Maar, de formulering van artikel 18, § 2 van het BVR wordt aangepast. Waar er vroeger stond dat deze lijst tweejaarlijks wordt geactualiseerd, moet dit nu ‘uiterlijk’ om de twee jaar gebeuren.

Op een infosessie die door de Dienst Economische Migratie georganiseerd werd in februari 2024 werd de ambitie uitgesproken om deze knelpuntberoepenlijst op regelmatige basis te actualiseren en snel in te spelen op wijzigingen op de arbeidsmarkt. In de praktijk bleek het in het verleden echter niet evident om deze knelpuntberoepenlijst vast te stellen en liet de actualisatie ervan telkens meer dan twee jaar op zich wachten.

Overige/middengeschoolde: minimum 80% tewerkstelling & strengere screening

Voor aanvragen in de hierboven besproken categorieën van ‘middengeschoolde knelpuntberoepen’ (MB-knelpuntberoepenlijst) en categorie ‘overige’ (zijnde de VDAB-knelpuntberoepenlijst) vereist een nieuw artikel 4, § 3 in het BVR een minimaal tewerkstellingspercentage van 80%.

Daarnaast worden in artikel 63 van het BVR een aantal nieuwe documenten gevraagd voor aanvragen in deze categorieën zodat gecontroleerd kan worden of het profiel van de persoon overeenstemt met de functie. De volgende documenten moeten worden voorgelegd:

  • een fotokopie van de arbeidsovereenkomst met de persoonlijke gegevens van werkgever en werknemer, de duur en plaats van tewerkstelling, het werkrooster, het loon, het nummer en de naam van het paritair comité, de functie van de werknemer en de kwalificatie van de functie;
  • een uitgebreide beschrijving van de functie en het takenpakket;
  • het Curriculum Vitae (CV) met een volledig overzicht van gevolgde opleidingen, werkervaring en nevenactiviteiten van de werknemer; en
  • in voorkomend geval, het diploma, getuigschrift of ervaringsbewijs dat de kwalificatie van de werknemer voor de specifieke functie aantoont.

De Dienst Economische Migratie kan bovendien aan de werkgever vragen om een bewijs voor te leggen van attestering van waarachtigheid van het CV, diploma, getuigschrift of ervaringsbewijs door:

  • de publieke arbeidsbemiddelingsdienst die lid is van de World Association of Public Employment Services (WAPES),
  • een overheidsdienst of
  • de diplomatieke of consulaire post in het land van herkomst.

Op een infosessie in februari 2024 lichtte de Dienst Economische Migratie toe dat hij dit alleen zal vragen wanneer er twijfels bestaan over de echtheid van de gegevens op het voorgelegde CV, diploma, getuigschrift of ervaringsbewijs. Bij wijze van voorbeeld werd een twintigjarige die volgens de gegevens op het CV over tien jaar werkervaring beschikt aangehaald.

Maximum 1 toelating tot arbeid, combi met flexi-job

Volgens de oude bepaling van artikel 76 van het BVR was het mogelijk om in bepaalde gevallen verschillende contracten te combineren. In de praktijk stond Dienst Economische Migratie dit alleen toe bij verschillende contracten bij eenzelfde werkgever. Dit was betwistbaar, want uit de tekst van het besluit bleek niet dat het onmogelijk was om meerdere toelatingen tot arbeid voor meerdere werkgevers aan te vragen. Deze paragraaf in artikel 76 wordt geschrapt en in artikel 4 wordt wettelijk verankerd dat een werknemer slechts één toelating tot arbeid kan bekomen die beperkt is tot tewerkstelling bij één werkgever.

Wel wordt, door een toevoeging aan de afwijkingen in artikel 4 en een nieuw artikel 16, § 3, 3°,  voorzien dat wie houder is van een gecombineerde vergunning daarbovenop een flexi-job kan uitoefenen zonder daarvoor een toelating tot arbeid te moeten bekomen. Dit zal alleen mogelijk zijn als de persoon in kwestie minimaal 80% werkt met een gecombineerde vergunning. Dit is immers een algemene voorwaarde om een flexi-job te kunnen uitoefenen.

Voor bepaalde hooggeschoolde profielen wordt ook nog aan dit artikel toegevoegd dat zij bijkomend activiteiten als onderzoeker mogen verrichten, naast de reeds bestaande mogelijkheid om les te geven als gastdocent

Wijzigingen vrijstellingen toelating tot arbeid

Naast de hierboven besproken toevoeging om een flexi-job mogelijk te maken, wordt ook de rest van artikel 16 van het BVR, dat de vrijstellingen van een toelating tot arbeid bevat, herschreven. Nieuwe bepalingen zijn:

  • de vrijstelling van arbeidskaart voor korte opdrachten als handelsvertegenwoordiger wordt vervangen door een meer algemene bepaling voor tijdelijke handelsactiviteiten die verband houden met de zakelijke belangen van de werkgever en waarbij geen diensten of goederen worden geleverd. Het gaat om:
    • het bijwonen van conferenties en seminaries, interne en externe zakelijke bijeenkomsten, beurzen en tentoonstellingen;
    • het onderhandelen over zakelijke overeenkomsten;
    • het ondernemen van verkoops- of marketingactiviteiten;
    • het uitvoeren van interne audits of klantenaudits;
    • het verkennen van bedrijfsopportuniteiten;
    • het geven of volgen van opleidingen
  • een nieuwe vrijstelling van arbeidskaart voor vertegenwoordigers van hotels, reisbureaus of reisorganisaties of gidsen die een congres of beurs bijwonen of daaraan deelnemen of een rondreis begeleiden die is begonnen op het grondgebied van een derde land;
  • een nieuwe vrijstelling van arbeidskaart voor vertalers en tolken die diensten verlenen als werknemer van een rechtspersoon uit een derde land
Lagere loonsnorm voor leerkrachten

Een nieuwe bepaling in artikel 17, 1° van het BVR specifieert dat leerkrachten die werken voor een door de Vlaamse gemeenschap erkende onderwijsinstelling slechts 80% van het gemiddeld bruto jaarloon in België moeten verdienen, in tegenstelling tot de gewoonlijke 100% voor de categorie ‘hooggeschoolden’. Leerkrachten worden hiermee toegevoegd aan de eerder bestaande uitzonderingen voor werknemers jonger dan 30 jaar en verpleegkundigen.

Concreet betekent dit voor het jaar 2024 dat zij een bruto jaarloon van 37.305,6 euro moeten verdienen in plaats van 46.632 euro

Uitbreiding weigerings- en intrekkingsgronden

Artikel 12 en 13 van het BVR, die respectievelijk de weigerings- en intrekkingsgronden voor een toelating tot arbeid bevatten, worden uitgebreid.

Nieuwe weigerings- en/of intrekkingsgronden zijn onder meer:

  • bijzondere voorwaarden die werden opgelegd bij de toelating tot arbeid worden niet gerespecteerd;
  • de natuurlijke persoon die voor de werkgever optreedt, leeft de wettelijke verplichtingen inzake private arbeidsbemiddeling niet na. Deze verplichting wordt ook expliciet ingevoerd in het BVR in artikel 42, lid 2 en 70, lid 2 en geldt in het bijzonder ook voor mandatarissen;
  • Een faillissement in de afgelopen vijf jaar en faillissementen van bestuurders. Dit is een uitbreiding van de reeds bestaande weigerings- en intrekkingsgronden op basis van faillissement;
  • de werkgever, gastentiteit of mandataris heeft gedurende een jaar voor de aanvraag onjuiste, vervalste of onrechtmatig verkregen gegevens heeft gebruikt bij een aanvraag;
  • de werkgever of gastentiteit houdt zich niet aan de bepalingen van de fiscale, sociaalrechtelijke of vennootschapsrechtelijke wetgeving;
  • de kredietwaardigheid van de onderneming of gastentiteit is ongunstig;
  • de werkgever of gastentiteit oefent onvoldoende economische of maatschappelijke activiteiten uit die de tewerkstelling van buitenlandse werknemers verantwoordt;
  • de onderneming is minder dan drie jaar geleden opgericht of heeft geen personeelsleden in dienst.

Van de bovenstaande nieuwe bepalingen zijn alleen de eerste twee verplichte weigeringsgronden. In de andere gevallen kan de aanvraag geval per geval onderzocht worden en wordt rekening gehouden met de specifieke omstandigheden eigen aan de aanvraag, de belangen van de buitenlandse werknemer, het economisch belang van de werkgever en het evenredigheidsbeginsel. Op een infosessie die de Dienst Economische Migratie organiseerde in februari 2024, lichtte de Dienst toe toe dat de nieuwe facultatieve weigerings- en intrekkingsgronden voornamelijk tot doel hebben om misbruiken en uitbuiting te bestrijden en dat het niet de bedoeling is om deze veralgemeend te gaan toepassen.

De volledige lijsten van weigerings- en intrekkingsgronden zullen we vanaf de inwerkingtreding van deze bepalingen op 1 mei 2024 toevoegen aan onze vaste webpagina’s.

Gecombineerde vergunning onbepaalde duur: tijdelijke werkloosheid telt mee

Tijdelijke werkloosheid mag je voortaan meetellen bij de berekening van de periode die nodig is om een gecombineerde vergunning van onbepaalde duur aan te vragen. Hiermee wordt tijdelijke werkloosheid gelijkgeschakeld met periodes van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, beroepsziekte of arbeidsongeval.

Onder tijdelijke werkloosheid wordt verstaan: tijdelijke werkloosheid wegens overmacht, slecht weer, collectieve sluiting, staking of lock-out.

Voor een aanvraag van een gecombineerde vergunning van onbepaalde duur moeten slechts nog loonfiches worden voorgelegd van de laatste zes maanden van de meest recente toelating tot arbeid en niet langer van de volledige periode daarvan.

Wijzigingen voor seizoenarbeiders

De nieuwe bepalingen bevatten enkele specifieke wijzigingen voor seizoenarbeiders:

  • Seizoenarbeiders kunnen voortaan van werkgever via een melding veranderen tijdens de geldigheid van hun toelating tot arbeid (max. 5 maanden per periode van 12 maanden). De nieuwe werkgever moet dat melden aan het Vlaams Gewest en een kopie van de arbeidsovereenkomst toevoegen, maar dient geen nieuwe aanvraag in te dienen. Het gewest kan zich wel tegen de verandering van werkgever verzetten binnen de 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving.
  • Als de toelating tot arbeid van een seizoenarbeider wordt ingetrokken omdat de werkgever illegaal werknemers tewerk stelde, failliet gaat of zich niet houdt aan de fiscale, sociaalrechtelijke of vennootschapsrechtelijke regelgeving, moet de werkgever een schadevergoeding betalen aan de seizoenarbeider. Deze dekt alle verplichtingen die de werkgever had moeten nakomen als de toelating niet zou zijn ingetrokken en is gelijk aan het loon dat de seizoenarbeider dan zou ontvangen.
  • Zoals hierboven reeds vermeld dient de vacature in het geval van een seizoenarbeider gedurende drie weken in de maand voorafgaand aan de aanvraag gepubliceerd te zijn geweest via de platformen van de VDAB en EURES.
Wijzigingen voor Intra-Corporate Transferees

Leidinggevende-ICT’s en specialist-ICT’s zullen in bepaalde gevallen niet meer moeten aantonen dat ze beschikken over een diploma. Deze specifieke wijzigingen zullen we bij de inwerkingtreding op 1 mei 2024 verwerken op onze webpagina ‘Intra-Corporate Transferees’.

Wijzigingen voor de Europese Blauwe Kaart

Het BVR bevat een aantal wijzigingen in verband met de Europese Blauwe Kaart die kaderen in de omzetting van de omzetting van de nieuwe richtlijn 2021/1883. Deze wijzigingen bespraken we eerder in het nieuwsbericht ‘Omzetting richtlijn 2021/1883 over de Europese Blauwe Kaart’.

Wijzigingen voor bedienaars erkende erediensten

Voor bedienaars van erkende erediensten wordt in artikel 57 van het BVR als extra voorwaarde ingevoegd dat zij een schriftelijk bewijs moeten voorleggen dat zij niet rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd worden door een buitenlandse overheid.

Dat schriftelijk bewijs moet bestaan uit een of meer van de volgende stukken:

  • een Belgische arbeidsovereenkomst;
  • een gedagtekende en schriftelijke verklaring van de FOD Justitie waaruit blijkt dat de bedienaar van de erkende eredienst wordt bezoldigd door de federale overheid;
  • een gedagtekende en schriftelijke verklaring van het federaal erkend representatief orgaan van de erkende eredienst waarin verklaard wordt dat de bedienaar van de erkende eredienst niet wordt bezoldigd door een buitenlandse overheid.
Wijzigingen behandelingstermijn voor een arbeidskaart

In uitzonderlijke omstandigheden verbonden aan de complexiteit van een aanvraag kan de behandelingstermijn voor een arbeidskaart worden verlengd (wijziging artikel 73 van het BVR). Er wijzigt niets aan de basisbehandelingstermijn, die 120 dagen bedraagt nadat de aanvrager op de hoogte werd gebracht dat de aanvraag volledig is.

Opgelet! Deze bepaling is enkel van toepassingen op aanvragen voor een arbeidskaart. Voor gecombineerde vergunningen is de maximale behandelingstermijn vier maanden nadat de aanvraag ontvankelijk werd verklaard, zoals bepaald in 61/25-5 Verblijfswet. Deze bepaling is niet in overeenstemming met artikel 5 van de Single Permit-richtlijn. Dit schrijft voor dat een aanvraag voor een gecombineerde vergunning binnen de vier maanden na de indiening moet worden behandeld (zie daarover F. VAN HUYLENBROECK, “Waarom de behandelingstermijn voor een gecombineerde vergunning (g)een probleem is”, T.Vreemd. 2023, 310-317). De Single Permit-richtlijn is echter niet van toepassing op arbeidskaarten, waardoor artikel 73 van het BVR – hoewel duidelijk geïnspireerd door – niet in strijd kan zijn met deze richtlijn.

Beslissingen aan werknemer: elektronische kennisgeving

Ten slotte voorzien de nieuwe bepalingen nog dat beslissingen inzake gecombineerde vergunningen en arbeidskaarten elektronisch ter kennis worden gegeven aan de betrokken werknemer, en dus niet langer worden betekend op de gekozen woonplaats. De werkgever die de aanvraag heeft ingediend ontvangt de beslissing wel nog aangetekend. Wat onder aangetekend schrijven wordt verstaan, wordt toegevoegd aan de definities in artikel 1 van het BVR: het gaat om een schrijven via analoge dragers of via het aanvraagplatform ‘Working in Belgium’.

Bron: Vlaamse Overheid

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid