HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Intellectuele eigendomsrechten in de onderneming:
wie is eigenaar van door werknemers en dienstverleners ontwikkelde creaties?

Dr. Nele Somers (ARTES) en mr. Veerle Scheys (Mploy)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Tewerkstelling van buitenlandse werknemers:
nakende ingrijpende wijzigingen

Mr. Sophie Maes en mr. Simon Albers (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 25 april 2024

Voordelen toegekend door derden: ook loon voor RSZ! (Eubelius)

Auteurs: Liesbet Vandenplas en Maaike Cornelli (Eubelius)

Publicatiedatum: 13/09/2019

In een arrest van 20 mei 2019 oordeelt het Hof van Cassatie dat voordelen (in geld of in geld waardeerbaar) die door derden worden toegekend aan werknemers als tegenprestatie van arbeid in uitvoering van hun arbeidsovereenkomst met een werkgever, loon zijn waarop socialezekerheidsbijdragen moeten worden betaald. Hof van Cassatie bevestigt hiermee het gewijzigde standpunt van de RSZ naar aanleiding van een arrest van het Arbeidshof van Brussel.

Het loonbegrip

Het arbeids- en socialezekerheidsrecht kent verschillende loonbegrippen. Volgens het algemeen loonbegrip is loon de tegenprestatie van arbeid verricht in uitvoering van een arbeidsovereenkomst.

De RSZ-wetgeving verwijst daarentegen naar het loonbegrip uit de Loonbeschermingswet om te bepalen op welk “loon” socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn. Dit loonbegrip vereist: (i) een geldelijk of in geld waardeerbaar voordeel; (ii) waarop de werknemer recht heeft ingevolge de dienstbetrekking; en (iii) dat ten laste valt van de werkgever.

Voordelen toegekend door derden: ten laste van de werkgever?

De invulling van de voorwaarde “ten laste van de werkgever” heeft het voorbije jaar stof doen opwaaien.

Het standpunt van de RSZ was lange jaren dat deze voorwaarde vervuld is zodra een voordeel direct of indirect, hetzij financieel, hetzij juridisch, ten laste valt van de werkgever. Bijgevolg werd een voordeel dat rechtstreeks en zonder enige tussenkomst of enige juridische verplichting van de werkgever door een derde aan de werknemer werd toegekend, niet als loon beschouwd. Dit voordeel was dus niet onderhevig aan socialezekerheidsbijdragen.

In navolging van een arrest van het arbeidshof van Brussel van 7 maart 2018 heeft de RSZ in zijn administratieve instructies een zeer ruime interpretatie gegeven aan het socialezekerheidsrechtelijke loonbegrip (zie ook Eubelius Spotlights van december 2018). In dit arrest oordeelde het arbeidshof dat socialezekerheidsbijdragen verschuldigd waren op een verkooppremie die een producent van schoonheidsproducten betaalde aan werknemers van een winkelketen op basis van de verkoop van zijn producten, zonder dat deze ten laste waren van de werkgever.

Ondanks hevige kritiek in de rechtsleer, bevestigt het Hof van Cassatie het arrest van het arbeidshof in een zeer verrassend arrest van 20 mei 2019. Het Hof van Cassatie oordeelt dat de verplichting van de werkgever om het loon te betalen geen onderscheiden bestanddeel is van het algemene loonbegrip, maar een noodzakelijk gevolg van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Het Hof is van oordeel dat het niet verenigbaar is met de aard van de arbeidsovereenkomst en het begrip loon om aan te nemen dat de werkgever niet verplicht zou zijn te betalen wat de tegenprestatie is van de arbeid verricht ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Het RSZ-loonbegrip zou volgens het Hof van Cassatie het algemeen loonbegrip niet aantasten, maar uitbreiden met voordelen die niet de tegenprestatie van arbeid zijn.

Dit impliceert dat elk voordeel dat de tegenprestatie is van arbeid in uitvoering van de arbeidsovereenkomst loon is waarop socialezekerheidsbijdragen zijn verschuldigd. Daarbij moet niet worden nagegaan of de werknemers recht hebben op het voordeel ten laste van hun werkgever.

RSZ-bijdragen te betalen door werkgever of derde?

De RSZ-wetgeving bepaalt dat wanneer een gedeelte van het loon door tussenkomst van een derde aan een werknemer wordt uitbetaald, deze derde in de plaats treedt van de werkgever voor de vervulling van alle verplichtingen betreffende dit loon die normaal op die werkgever rusten. Dit betreft met name het indienen van een aangifte en het betalen van de verschuldigde bijdragen.

De derde kan zich aan die verplichtingen onttrekken door aan de werkgever alle nodige inlichtingen te verstrekken die vereist zijn om de loonaangifte mogelijk te maken binnen de reglementaire termijn. In dat geval rusten de verplichtingen opnieuw en uitsluitend op de werkgever.

Doet de derde dit niet, dan blijft hij uitsluitend verantwoordelijk voor deze verplichtingen, zonder dat de werkgever hiervoor kan worden aangesproken. Dit heeft de RSZ ons schriftelijk bevestigd.

De werkgever kan dus enkel worden aangesproken indien de derde de werkgever tijdig alle nodige inlichtingen verstrekt heeft voor de aangifte en de ingehouden werknemersbijdragen doorgestort heeft aan de werkgever.

Besluit

Het Hof van Cassatie oordeelde in zijn arrest van 20 mei 2019 dat een voordeel (in geld of in geld waardeerbaar) als tegenprestatie van arbeid loon uitmaakt waarop socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn, zelfs wanneer het door een derde wordt toegekend en niet ten laste is van de werkgever. De verplichting tot aangifte en betaling van socialezekerheidsbijdragen rust op de derde. Enkel indien de derde tijdig alle vereiste inlichtingen verschaft aan de werkgever om de aangifte en betaling zelf te doen, is de werkgever socialezekerheidsbijdragen verschuldigd.

Op basis van het arrest van het Hof van Cassatie blijft de deur (theoretisch) op een kier voor voordelen die geen tegenprestatie van arbeid zijn.  In zijn administratieve instructies geeft de RSZ aan dat deze voordelen slechts loon kunnen uitmaken wanneer ze rechtstreeks of onrechtstreeks ten laste vallen van de werkgever. De RSZ vult deze voorwaarde evenwel zeer ruim in en stelt dat deze voorwaarde vervuld is zodra “[de] derde de financiële kost van het voordeel doorrekent aan de eigenlijke werkgever”, maar ook “[in] andere situaties waarbij de toekenning het gevolg is van de prestaties geleverd in het kader van de arbeidsovereenkomst die met die werkgever werd afgesloten of verband houdt met de functie die de werknemer bij die werkgever uitoefent“.

Het arrest van het Hof van Cassatie heeft een belangrijke impact. Voordelen toekennen aan werknemers van een andere onderneming als tegenprestatie van arbeid brengt RSZ-verplichtingen mee voor de derde. Dit geldt a fortiori in het kader van groepsvennootschappen waar in de praktijk wel vaker voordelen door de moedervennootschap worden toegekend aan werknemers van verbonden vennootschappen.

Een gewaarschuwde derde is er twee waard!

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid