Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024

Recht op rust vóór vakantie (Bellaw/SoConsult)

Auteur: Willy van Eeckhoutte (Bellaw/SoConsult)

Dagelijkse en wekelijkse rusttijd

De Arbeidstijdrichtlijn 2003/88 onderscheidt, naast de pauzes en de jaarlijkse vakantie, de dagelijkse en de wekelijkse rusttijd. Naar Belgisch recht bestaat de dagelijkse rusttijd uit minstens 11 opeenvolgende uren rust waarop de werknemers recht hebben in elk tijdvak van 24 uren tussen de beëindiging en de hervatting van de arbeid, terwijl de wekelijkse rusttijd de zondagsrust is.

In het hieronder nader aangewezen arrest maakt het Hof van Justitie van de Europese Unie duidelijk dat de dagelijkse rusttijd geen deel uitmaakt van de wekelijkse rusttijd, maar daaraan wordt toegevoegd: een werknemer aan wie een wekelijkse rusttijd is toegekend, heeft ook recht op een dagelijkse rusttijd die aan die wekelijkse rusttijd voorafgaat. De Belgische Arbeidswet drukt hetzelfde uit met de bepaling dat de duur van dagelijkse rusttijd van minstens 11 uren bovenop de (24 uren) zondagsrust of de inhaalrust wegens zondagsarbeid komt, zodanig dat de werknemer een werkonderbreking geniet van 35 opeenvolgende uren. De verhouding tussen dagelijkse rusttijd en zondagsrust is dus geregeld (Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2022-23, nr. 1735).

Rusttijden en jaarlijkse vakantie

Waarover de Belgische Arbeidswet niet spreekt, is hoe de dagelijkse rusttijd zich verhoudt tegenover de jaarlijkse vakantie. De Arbeidstijdrichtlijn 2003/88 heeft het daarover evenmin expliciet, maar de vraag komt wel aan bod in het hier besproken arrest van het Hof van Justitie. De zaak heeft betrekking op een treinmachinist in dienst van een Hongaarse spoorwegmaatschappij, aan wie geen dagelijkse rusttijd werd toegekend wanneer hij vakantie opnam. Volgens de werkgever moest de dagelijkse rusttijd enkel worden toegekend tussen twee opeenvolgende perioden van arbeid binnen 24 uren, maar niet wanneer in geen nieuwe periode van arbeid is voorzien omdat vakantie is toegekend. Het doel van de dagelijkse rusttijd is de werknemer in staat te stellen weer op krachten te komen tussen twee periodes van arbeid.

Het Hof van Justitie spreekt zich niet rechtstreeks uit over die vraag omdat de rechter die de zaak naar het Hof verwees, zich beperkte tot de cumulatie tussen de dagelijkse en de wekelijkse rusttijd, welke laatste volgens de spoorwegmaatschappij evenzeer de dagelijkse rusttijd “opslorpt”. Het Hof geeft daarop het hierboven al vermelde andersluidende antwoord, dat overeenstemt met wat de Belgische Arbeidswet bepaalt.

Maar gelet op de overwegingen die het Hof daarbij maakt, lijkt het zo dat ook vakantie de dagelijkse rusttijd niet “opslorpt”.

Het Hof van Justitie overweegt dat de bepalingen van de Arbeidstijdrichtlijn niet restrictief mogen worden uitgelegd ten koste van de rechten die de werknemer daaraan ontleent en het wijst op het belang van het fundamentele recht van iedere werknemer op dagelijkse en wekelijkse rusttijden voor de bescherming van zijn levens- en arbeidsomstandigheden evenals zijn veiligheid en gezondheid. Het recht op dagelijkse rusttijd en dat op wekelijkse rusttijd zijn twee autonome rechten die verschillende doelen nastreven, respectievelijk zich gedurende een aantal uren terugtrekken uit het arbeidsmilieu en binnen elk tijdvak van 7 dagen enige tijd rusten. Die rechten mogen niet worden uitgehold door het ene deel te laten uitmaken van het andere.

Hoewel het Hof, zoals gezegd, zich daarover niet uitspreekt, geldt hetzelfde voor jaarlijkse vakantie: ook het autonome recht daarop mag het autonome recht op dagelijkse rust niet uithollen door aan te nemen dat de jaarlijkse vakantie de dagelijkse rust kan omvatten.

Concreet betekent dit dat een werknemer die op woensdag vakantie neemt, niet mag worden beroofd van zijn recht op 11 uren dagelijkse rust door hem op dinsdag nog te werk te stellen minder dan 11 uren voor het gebruikelijke aanvangstijdstip van de werkdag op woensdag.

HvJ 2 maart 2023, C-477/21, IH/Máv-Start

Bron: Bellaw/SoConsult

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid