Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024

Overuren en bewijslast – stand van zaken (Mploy)

Auteur: Merel Van de Voorde (Mploy)

Een werknemer voert aan dat hij overuren gepresteerd heeft, maar dat hij hiervoor niet werd vergoed. De werkgever ontkent dat de werknemer extra uren gemaakt heeft. Wie moet in die situatie het bewijs leveren?

Het Hof van Justitie wees in een arrest van 19 mei 2019 op de noodzaak van de registratie van de arbeidsuren van werknemers. Volgens het Hof dienen de EU-lidstaten aan de werkgevers de verplichting op te leggen om te voorzien in een objectief en betrouwbaar systeem van registratie van arbeid.

In België geldt er op heden (nog) geen wettelijke verplichting voor de werkgever tot arbeidstijd­registratie, waardoor de overuren dus ook niet altijd geregistreerd worden.

Het arbeidshof van Brussel verwijst in haar arrest van 22 mei 2020 naar de rechtspraak van het Hof van Justitie en de verplichting voor de werkgever om de dagelijkse arbeidstijd van iedere werknemer te registreren. Indien een dergelijk systeem ontbreekt, heeft dit tot gevolg dat de bewijslast verschuift, aldus het arbeidshof. Het is dan aan de werkgever om aan te tonen welke arbeidsuren werden gepresteerd, minstens om te bewijzen dat de uren waarvan de werknemer nog betaling vordert niet gepresteerd werden.

Je zou denken dat hiermee de kous af is.

Echter, recente rechtspraak oordeelt geheel anders dan het arbeidshof van Brussel tegen. Zo is onder meer de arbeidsrechtbank te Tongeren in een vonnis van 7 april 2022 van oordeel dat de rechter op het vlak van bewijslast geen gevolgen kan afleiden uit de aan- of afwezigheid van een registratie­systeem. Indien de rechter dit wel zou doen, stelt zij zich in de plaats van de wetgever, wat dus niet kan.

Op wie rust de bewijslast dan wel?

De rechtspraak houdt zich aan de gemeenrechtelijke regels inzake de bewijslast, zoals voorzien in artikel 8.4 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek. Hij die meent iemand in rechte te kunnen aanspreken, moet de feiten bewijzen die daaraan ten grondslag liggen. Hij die beweert bevrijd te zijn, dient dit ook te bewijzen. Tot slot dienen alle partijen (dus zowel de werknemer als de werkgever) mee te werken aan de bewijsvoering. Ook het oordeel van het arbeidshof te Brussel in haar arrest van 17 november 2021 gaat in die richting. Het arrest van 22 mei 2020 lijkt de uitzondering op de regel te vormen in de rechtspraak.

Het is en blijft tot nader order aan de werknemer om onbetaalde overuren te bewijzen.

Voor de goede orde: deze regels gelden ten aanzien van voltijdse werknemers. Voor deeltijdse werknemers zullen altijd de afwijkingen op hun werkrooster moeten geregistreerd worden in een afwijkingenregister. Dat hoeft niet als er een afdoende digitale registratiesysteem bestaat.

Bron: Mploy

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid