HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Intellectuele eigendomsrechten in de onderneming:
wie is eigenaar van door werknemers en dienstverleners ontwikkelde creaties?

Dr. Nele Somers (ARTES) en mr. Veerle Scheys (Mploy)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Tewerkstelling van buitenlandse werknemers:
nakende ingrijpende wijzigingen

Mr. Sophie Maes en mr. Simon Albers (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 25 april 2024

Nieuw in de administratieve RSZ-instructies van het vierde kwartaal van 2019 (SoConsult)

Auteur: Ester Van Oostveldt (SoConsult)

Publicatiedatum: december 2019

Afgelopen week publiceerde de RSZ haar administratieve instructies voor het vierde kwartaal van 2019 met een bijhorend overzicht van de nieuwigheden van dit kwartaal. In dat overzicht van nieuwigheden vestigen wij graag uw aandacht op de volgende onderwerpen.

1. Aangifte van kleine statuten

Vanaf 1 januari 2020 is de Arbeidsongevallenwet van toepassing op alle personen met een zogenaamd ‘klein statuut’. Dit zijn de personen die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid (zie SoCompact nr. 37-2019). Ingevolge die uitbreiding is de arbeidsongevallenwetgeving ook van toepassing op alle niet aan de socialezekerheidsbijdragen onderworpen stagiairs. Al deze stagiairs moeten door de werkgever aangegeven worden aan de RSZ. Voor de stagiairs die niet in de kwartaalaangifte (= de DmfA) moeten worden opgenomen, heeft de RSZ nu in een systeem van specifieke aangifte voorzien. Voor deze stagiairs moet een nieuw type Dimona gebeuren. Deze Dimona vervangt voor een groot deel de Dimona ‘DWD’ (Dimona without DmfA) die nu gevraagd wordt voor een deel van de niet-onderworpen stagiairs. Het nieuw type Dimona is een gewone Dimona waarbij een aantal extra gegevens moeten meegegeven worden en wordt om die reden een verrijkte Dimona genoemd.

De voorziene datum van inwerkingtreding is 1 januari 2020 en geldt ook voor de op deze datum lopende opleidings- en stageovereenkomsten. Voor een uitgebreide uiteenzetting over deze nieuwe aangifte, verwijzen we u naar de RSZ-instructies.

Opgelet! In principe wordt de onderneming waar de persoon in opleiding arbeidsprestaties verricht, aanzien als werkgever en is die onderneming dus verplicht de aangifte te doen. Voor bepaalde categorieën van personen in opleiding wordt evenwel de instantie die de opleiding organiseert (VDAB, Forem, Syntra,…) als “werkgever” beschouwd. Fedris heeft een lijst gepubliceerd waarin voor elk leerwerkcontract wordt aangegeven wie voor de aangifte moet instaan.

2. Zachte landingsbaan

Sinds begin 2018 bestaat er zoiets als de “zachte landingsbaan” (zie SoCompact nr. 4-2018 en nr. 1-2019). Deze maatregel geeft een werkgever de mogelijkheid aan oudere werknemers een vergoeding toe te kennen vrij van socialezekerheidsbijdragen ter compensatie van het loonverlies dat die werknemers lijden ingevolge maatregelen tot werklastverlichting.

In beginsel moet de vergoeding vastgesteld zijn bij een sectorale algemeen verbindend verklaarde cao. Bij gebreke van een dergelijke overeenkomst mag de toekenning geregeld worden op het niveau van de onderneming door een cao of een wijziging van het arbeidsreglement of op het niveau van de werknemer door een individuele schriftelijke overeenkomst (zie Sociaal Compendium Socialezekerheidsrecht 2019-2020, nr. 739).

In de RSZ-instructies is nu te lezen dat een sectorale cao een gunstigere of gelijkwaardige regeling op ondernemingsvlak niet in de weg staat. De compensatiepremie die werknemers ontvangen naar aanleiding van een cao op ondernemingsvlak, is dus ook vrij van socialezekerheidsbijdragen als die premie gelijkwaardig of gunstiger is dan deze voorzien in de sectorale cao (met dien verstande dat het bedrag van de premie niet hoger mag zijn dan het loonverlies dat de werknemer heeft geleden ingevolge de maatregelen in het kader van de verlichting van de werklast en de premie niet tot gevolg mag hebben dat het nettoloon van de werknemer hoger is dan voor de verlichting van de werklast).

3. Decava

Een bijzondere werkgeversbijdrage is verschuldigd door de werkgever die rechtstreeks of onrechtstreeks aanvullende vergoedingen uitbetaalt aan een (vroegere) werknemer, als aanvulling bij de uitkeringen bij volledige werkloosheid en de uitkeringen in het geval van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tijdskrediet en loopbaanvermindering.

Een aantal aanvullende vergoedingen zijn evenwel vrijgesteld van de bijzondere bijdrage. Dat is o.m. het geval voor de aanvullende vergoedingen toegekend in het kader van ouderschapsverlof, palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid.

Het lijstje met de thematische verloven tijdskrediet in het kader waarvan de bijzondere bijdrage niet verschuldigd is, wordt nu aangevuld met het nieuwe mantelzorgverlof (zie SoCompact nr. 27-36-2019).

4. Activeringsbijdrage

Werkgevers die werknemers vrijstellen van prestaties met behoud van loon zijn, sinds 1 januari 2018, op het loon van die werknemers een bijzondere activeringsbijdrage verschuldigd bovenop de gewone socialezekerheidsbijdragen (zie SoCompact nr. 3-2018SoCompact nr. 9-2019).

In een recent arrest verklaarde het Grondwettelijk Hof de overgangsbepalingen m.b.t. deze bijdrage nietig in zoverre dat die overgangsbepalingen voorzien in een vrijstelling van de activeringsbijdrage voor de werknemers die in een mechanisme van volledige vrijstelling van prestaties zijn gestapt met toepassing van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst gesloten vóór 28 september 2017 maar niet voor de werknemers die in een dergelijk systeem zijn gestapt met toepassing van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tussen 28 september 2017 en de publicatiedatum van de wet waarmee de bijdrage is ingevoerd (29 december 2017) (zie SoCompact nr. 44-2019).

De RSZ heeft haar instructies ingevolge dit arrest aangepast. In de instructies is nu te lezen dat bijdrage niet verschuldigd is voor alle werknemers die in een systeem van volledige vrijstelling van prestaties zijn gestapt vóór 29 december 2017 of in toepassing van een cao neergelegd vóór 29 december 2017.

Dit betekent dat werkgevers die de activeringsbijdrage hebben betaald voor werknemers ingestapt in een regeling van volledige vrijstelling van prestaties met toepassing van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tussen 28 september 2017 en 29 december 2017, deze onterecht betaalde extra bijdrage nu kunnen terugvorderen.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid