HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Intellectuele eigendomsrechten in de onderneming:
wie is eigenaar van door werknemers en dienstverleners ontwikkelde creaties?

Dr. Nele Somers (ARTES) en mr. Veerle Scheys (Mploy)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Tewerkstelling van buitenlandse werknemers:
nakende ingrijpende wijzigingen

Mr. Sophie Maes en mr. Simon Albers (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 25 april 2024

Loon: lees meer dan er staat (SoConsult)

Auteur: Willy van Eeckhoutte (SoConsult)

Publicatiedatum: oktober 2019

In veel wettelijke en reglementaire bepalingen van het sociaal recht wordt de term “loon” gebruikt.

Tenzij het normengeheel waarvan de bepaling deel uitmaakt, daaraan een andere inhoud geeft, wordt onder “loon” in beginsel begrepen: de tegenprestatie van arbeid verricht in uitvoering van de arbeidsovereenkomst.

De meeste toekenningen die een werkgever aan een werknemer doet, vergoeden rechtstreeks of onrechtstreeks de arbeid van de werknemer en zijn dus loon. Dat is bv. het geval met een premie of een eindejaarstoelage.

Van vakantiegeld wordt traditioneel aangenomen dat het geen tegenprestatie is van arbeid. Tegenover vakantiegeld staan immers geen arbeidsprestaties, maar vakantiedagen, waarop uitgerekend niet wordt gewerkt.

Wanneer de wetgever wil dat ook vakantiegeld wordt begrepen in de basis van een vergoeding waarop de werknemer recht heeft, dan volstaat het niet dat hij loon aanwijst als berekeningsbasis. Hij doet dat dan door daaraan toe te voegen dat ook “de voordelen verworven krachtens de overeenkomst” in aanmerking moeten worden genomen. Dat is meer bepaald het geval met de bepaling van de Arbeidsovereenkomstenwet die aangeeft hoe een opzeggingsvergoeding moet worden berekend: op basis van “het lopende loon en de voordelen verworven krachtens de overeenkomst” (zie Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2018-2019, nr. 4532).

Die traditionele, strikte benadering is echter op de helling komen te staan. Meer en meer neemt de rechtspraak aan dat wanneer het gaat om beëindigingsvergoedingen, het feit dat de wettelijke, reglementaire of cao-bepaling enkel gewag maakt van “loon” als berekeningsbasis, niet belet dat ook “de voordelen verworven krachtens de overeenkomst” moeten worden meegeteld.

Dat is precies wat het Hof van Cassatie doet in het hieronder nader aangewezen arrest.

Het Hogescholendecreet van 13 juli 1994, thans opgenomen in de codificatie van 11 oktober 2013 van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs, bepaalt dat wanneer het hogeschoolbestuur een aanstelling of benoeming beëindigt zonder inachtneming van de voorgeschreven opzeggingstermijn of motivering, aan het personeelslid een vergoeding toekomt die gelijk is aan “het lopend loon” dat overeenstemt met de opzeggingstermijn of het resterende gedeelte daarvan.

Dat lopend loon omvat, aldus het Hof van Cassatie, niet alleen het maandloon, maar ook “alle andere krachtens de overeenkomst verworven voordelen”. “De eindejaarstoelage en het vakantiegeld zijn bijgevolg loon” in de zin van de betrokken bepaling, zo besluit het Hof.

Merkwaardig is dat het Hof dit beslist in een context die volledig los staat van de Arbeidsovereenkomstenwet. Eerder besliste het hoogste rechtscollege inderdaad al dat die niet, zelfs niet aanvullend, van toepassing is op de arbeidsovereenkomsten van onderwijzend personeel. Enig juridisch verband met de bepaling van de Arbeidsovereenkomstenwet over de berekening van de opzeggingsvergoeding is er dus niet.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid