Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Tewerkstelling van buitenlandse werknemers:
nakende ingrijpende wijzigingen

Mr. Sophie Maes en mr. Simon Albers (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 25 april 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024

Het nieuw regime inzake auteursrechten: ook de NAR heeft haar advies uitgebracht (LegalNews)

Auteur: Marc Vandecasteele (LegalNews)

Mr. Méhdi Zagheden, advocaat-vennoot Everest en mr. Joris Deene, advocaat-vennoot Everest spreken tijdens een webinar on demand van 2 uren, opgenomen in een professionele studio, over ‘Auteursrechten: het nieuwe fiscaal regime vanaf 1 januari 2023’.

Op 28 oktober 2022 had minister F. Vandenbroucke de Raad verzocht zich uit te spreken over een ontwerp van KB, waarover de NAR op 24 januari 2023 advies heeft uitgebracht.

Wat staat er in het ontwerp-KB?

Het ontwerp-KB bepaalt dat in het domein van de kunsten, gedefinieerd overeenkomstig het in het fiscaal gunstregime omschreven toepassingsgebied, de vergoeding van auteursrechten en naburige rechten die voortvloeit uit een prestatie van de overdrager niet langer onderworpen zal zijn aan socialezekerheidsbijdragen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • tijdens de periode van de 4 kwartalen van het kalenderjaar, mag het bedrag van de toegekende vergoedingen voor de overdracht of het in licentie geven van auteursrechten en naburige rechten, ten hoogste 30% bedragen van de som van:
    • het totaalbedrag van het loon onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen waarop de werknemer recht heeft ten laste van zijn werkgever
    • het totaalbedrag van de door zijn werkgever toegekende vergoedingen voor de overdracht of het in licentie geven van auteursrechten en naburige rechten
  • zowel het loon als de vergoeding voor de overdracht of het in licentie geven van auteursrechten of naburige rechten moeten op een marktconforme manier worden vastgesteld. De werkgever houdt de bewijsstukken van de verschillende beoordelingselementen ter beschikking van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
  • het bedrag van de vergoeding wordt vermeld in de kwartaalaangifte aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van het kwartaal waarin de vergoeding wordt toegekend.
Wat is het standpunt van de Raad?

Los van de standpunten van de verschillende organisaties, vraagt de Raad om in een expliciete evaluatiedatum voor de nieuwe (para)fiscale regeling te voorzien. De relevantie van de maatregel, de impact ervan op de financiering van de sociale zekerheid en elke vorm van eventueel misbruik van het nieuwe systeem zouden moeten worden geëvalueerd. De Raad wenst betrokken te worden bij die evaluatie. De Raad vraagt ook een evaluatie van het nieuwe kunstenaarsstatuut in zijn geheel.

Wat is het standpunt van de leden die de werknemersorganisaties vertegenwoordigen?

1. Zij vinden het nieuwe gunstregime voor auteursrechten een positieve zaak, maar het toepassingsgebied wordt best beperkt tot de kunstwerksector. Ze vrezen evenwel dat, doordat de RSZ-regeling simpelweg verwijst naar het WIB, het toepassingsgebied onzeker blijft.

Het is bijvoorbeeld nog niet 100% zeker dat werken geleverd door IT-ers niet langer gebruik kunnen maken van het fiscaal gunstregime. Daarnaast is de finaliteit van de regelgeving ook niet duidelijk. Er wordt dus gevraagd om dezelfde regeling toe te passen op de parafiscale inhoudingen, terwijl het toepassingsgebied en de finaliteit niet duidelijk zijn. Het risico bestaat dus dat werknemers die niet beoogd worden door deze regeling, niet langer RSZ-plichtig zijn, terwijl dit voordien wel het geval was (bijvoorbeeld IT-ers). Daarom wordt geadviseerd om het toepassingsgebied voor de RSZ in het voorgelegde ontwerp van KB zelfstandig vast te leggen, zonder een verwijzing te maken naar het Wetboek Inkomstenbelasting (WIB).

2. Er wordt geadviseerd om in een absoluut plafond voor de nieuwe RSZ-vrijstelling te voorzien. Het plafond kan gealigneerd worden op het plafond dat gehanteerd wordt in de werkloosheidsreglementering bij de kunstwerkvergoeding. Er wordt ook gevraagd om een verbod in te stellen op loonconversie. Een concrete motivering voor de relatieve grens van 30% aan verloning in auteursrechten wordt gemist.

3. De impact op de financiering van de sociale zekerheid moet strikt gemonitord worden. In het geval van een negatieve invloed op de inkomsten, moet dit gecompenseerd worden door alternatieve financiering.

4. Er wordt gewezen op het gevaar van optimalisatie omdat de regeling van toepassing is op de individuele werknemer-werkgeversrelatie. Kunstwerkers krijgen vaak te maken met verschillende werkgevers die onderling verbonden zijn. Deze hebben de mogelijkheid om de vergoeding te optimaliseren in loon en vergoedingen voor auteursrechten of naburige rechten. Dit kan zorgen voor een lagere sociale bescherming voor de kunstwerker. Dat moet vermeden worden.

5. Ten slotte is de controle die moet worden uitgevoerd door de RSZ zeer moeilijk. Hoe kan de RSZ nagaan wat aanzien wordt als een “marktconform” loon? De kunstwerksector is zeer divers; bijgevolg is het bijna onmogelijk om voor elke werknemer een marktconforme vergoeding te bepalen. Er zou een motivering moeten worden toegevoegd bij de DMFA-aangifte, maar in de praktijk is niet uitgeklaard hoe en wanneer dit dient te gebeuren.

Wat is het standpunt van de leden die de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen, die een negatief advies geven?

1. Het toepassingsgebied van de voorgestelde regeling op het vlak van de sociale zekerheid is onduidelijk, doordat het verwijst naar artikel 17, §1, 5° van het WIB92, waarvan – ondanks de verschillende tussenkomsten van de minister van Financiën – niet met zekerheid besloten kan worden wie eronder valt. In elk geval kan er niet akkoord gegaan worden met de strikte interpretatie ervan, aangezien die discriminerend zou zijn. Werknemers-auteurs uit de eng omschreven artistieke sector zouden immers de nieuwe regeling kunnen genieten, terwijl werknemers-auteurs uit andere sectoren (bijvoorbeeld de IT-sector) uitgesloten zouden worden. Nochtans erkent zowel het internationale recht (BernerConventie en EU-richtlijnen) als het Belgische gemeenrecht ook hun werk als werken van letterkunde.

2. Tijdens een mondelinge toelichting gaf de beleidscel van de minister van Sociale Zaken bovendien te kennen dat het arrest van het Hof van Cassatie van 15 september 2014 (International Prom Orchestra) niet zou worden toegepast door de artistieke sector. Met andere worden, volgens de beleidscel, zou de artistieke sector ondanks dit arrest geen RSZ-bijdragen betalen op auteursrechtenvergoedingen. Andere sectoren, zoals de IT-sector, zouden dit arrest wel naleven. Wanneer de enge interpretatie van het toepassingsgebied overeind zou blijven, dan betekent dit dat de artistieke sector – in de mate dat hij de rechtsregels niet naleefde en dus socialezekerheidsbijdragen ontdook – voor zijn onwettelijk gedrag met een vrijstelling van RSZ-bijdragen beloond zou worden.

3. Er kan niet ingestemd worden met de invoering van een gunstregime voor een bepaalde categorie van werknemers, zeker niet wanneer zo’n regeling een bijkomend tweede luik betreft bovenop de hervorming en de modernisering van de sociale bescherming van de artiest. Zodoende breekt de regering met de regels van de solidariteit door een superstatuut te creëren voor kunstenaars, met veel rechten en weinig plichten.

4. De voorgestelde regeling op het vlak van de sociale zekerheid verwijst alleen voor het toepassingsgebied en de 30/70-ratio (d.w.z. de beperking van de auteursrechtenvergoeding tot maximum 30% van de som van het loon en de auteursrechtenvergoedingen) naar de fiscale regeling. Andere elementen uit de fiscale regeling (absolute maximumgrens van de auteursrechtenvergoeding, enz) werden niet overgenomen. Onverminderd de hoger vermelde principiële bezwaren, moet de nieuwe regeling volledig – in plaats van gedeeltelijk – bij de nieuwe fiscale regeling aansluiten.

5. Uit de toelichting van de beleidscel van de minister van Sociale Zaken bleek dat bij de beoordeling van de 30/70-ratio alleen rekening gehouden zal worden met de inkomsten uit de individuele relatie van de werknemer met zijn juridische werkgever. Wanneer een werknemer-auteur zijn auteursrechtelijk beschermd werk gecreëerd in het kader van zijn arbeidsovereenkomst met zijn werkgever X, overdraagt aan een andere entiteit Y (bv. een vennootschap uit de groep waartoe ook zijn werkgever X behoort), dan is de 30/70-ratio niet van toepassing op de vergoedingen betaald door entiteit Y, en daardoor valt de auteursrechtenvergoeding toegekend door entiteit Y steeds buiten het loonbegrip, met dus een onvoorwaardelijke vrijstelling van socialezekerheidsbijdragen.

De leden die de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen, zijn niet alleen voorstander van een éénvormig loonbegrip over de verschillende rechtsdomeinen (arbeidsrecht, socialezekerheidsrecht, fiscaal recht) heen, ze vinden het een absolute vanzelfsprekendheid dat binnen één rechtsdomein slechts één enkele algemene definitie bestaat van het loonbegrip. Indien hogervermelde enge interpretatie van het loonbegrip voor de voorgestelde nieuwe socialezekerheidsregeling van de auteursrechten wordt verdedigd, dan moeten de administratieve instructies van de RSZ aangepast worden, zodat diezelfde enge interpretatie geldt binnen het ganse rechtsdomein van de sociale zekerheid.

Lees hier het advies 2.350 van de NAR van 24 januari 2023

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid