Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024

De elektrificatie van jouw wagenpark in 2024: de 4 meest voorkomende laadvragen (Titeca Accountancy)

Auteur: Titeca Accountancy

Het recent gewijzigde fiscale landschap voor bedrijfswagens zorgt ervoor dat steeds meer ondernemers de transitie naar een elektrisch wagenpark maken. Deze transitie beperkt zich echter niet tot het keuzeproces van de geschikte wagens.

Ook het opladen van de elektrische wagens brengt een aantal keuzes en investeringen met zich mee. In dit artikel geven we het antwoord op 4 voorkomende vragen inzake laadinfrastructuur.

1. Welke fiscale incentive kan ik als onderneming genieten bij de investering in laadinfrastructuur?

Vennootschappen en éénmanszaken kunnen voor de investering in een publiek toegankelijk laadstation nog tot 31 augustus 2024 genieten van een verhoogde kosten aftrek van 150%.

Hierbij dient de investering cumulatief aan de volgende voorwaarden te voldoen:

  • Het moet gaan om een vast laadstation dat in nieuwe staat werd verkregen of tot stand gebracht.
  • Het moet gaan om investeringen die lineair over minstens vijf belastbare tijdperken wordt afgeschreven (eventueel afschrijven over 10 jaar vormt hier dus geen probleem).
  • Het laadstation moet tijdens de gangbare openingstijden, dan wel sluitingstijden van de onderneming vrij toegankelijk zijn voor derden.
  • De investering dient te gebeuren in een intelligent laadstation. Dit houdt in dat het laadpunt digitaal gekoppeld moet worden met een beheerssysteem dat in staat is de laadtijd en het laadvermogen van het laadstation te sturen.
  • Het laadstation moet operationeel een publiek toegankelijk zijn voor 31 augustus 2024.

Indien aan alle voorwaarden voldaan is kan de verhoogde kostenaftrek genoten worden voor de investering in het laadstation, alsook de bijhorende kosten waaronder de studie-, plaatsing- en aansluitingskosten. Ook de kosten met betrekking tot de aanschaf en installatie van een elektriciteitscabine die nodig is voor de werking van de laadstations komen in aanmerking.

2. Welke aandachtspunten zijn er bij de terugbetaling van thuislaadkosten aan mijn werknemers?

Net zoals bij de toekenning van een tankkaart, brengt ook de toekenning van een laadkaart en de terugbetaling van thuislaadkosten geen bijkomend voordeel alle aard met zich mee.

Wat de terugbetaling van thuislaadkosten betreft, geldt deze vrijstelling echter enkel wanneer de terugbetaalde elektriciteit door de werknemer werd afgenomen door middel van een ‘slimme’ laadpaal of -kabel. Dit wil zeggen dat de laadinfrastructuur over een communicatiesysteem dient te beschikken waaruit afgeleid kan worden hoeveel elektriciteit er wordt verbruikt bij elke laadsessie. De werkgever kan dit verbruik vervolgens terugbetalen aan de actuele elektriciteitsprijs.

De terugbetaling van de laadkosten kan vervolgens verlopen door middel van de opmaak van een onkostennota door de werknemer, of door middel van split-billing.

Split-billing maakt het mogelijk om de laadkosten voor het thuis opladen van de bedrijfswagen rechtstreeks te factureren aan de vennootschap. De werknemer kan op een moeiteloze en transparante manier de kosten doorrekenen aan zijn werkgever door middel van de tussenkomst van een derde partij. Deze derde partij neemt het volledige proces van de opvolging, facturatie en terugbetaling van de laadkosten aan de werknemers op zich, wat zorgt voor een efficiënte en geautomatiseerde afhandeling van het terugbetalingsproces.

3. Wat gebeurt er met de thuislaadpaal bij de beëindiging van het arbeidscontract?

Als werkgever heb je de mogelijkheid om aan jouw werknemers een laadpaal toe te kennen. De vraag stelt zich hierbij echter wat de er met deze laadpaal gebeurt wanneer het arbeidscontract beëindigd wordt.

Bij het vertrek van een werknemer aan wie een laadpaal werd toegekend zijn er verschillende mogelijkheden.

De laadpaal wordt kosteloos eigendom van de werknemer

In dit scenario bepaalt de werkgever dat bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst, om welke reden dan ook, het thuislaadpunt en de accessoires, kosteloos eigendom worden van de werknemer.

De werknemer zal dan evenwel nog sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing verschuldigd zijn op de marktconforme (rest)boekwaarde van het laadpunt.

De laadpaal dient overgenomen te worden door de werknemer voor een vooraf afgesproken prijs.

Hierbij bepaalt de werkgever dat bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst, om welke reden dan ook, de werknemer het thuislaadpunt en de accessoires, die eigendom zijn van de werkgever, zal kunnen overnemen voor een vast bedrag.

De laadpaal wordt teruggenomen door de werkgever.

Hierbij bepaalt de werkgever dat bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst, om welke reden dan ook, de werkgever het thuislaadpunt en de accessoires, die eigendom zijn van de werkgever, zal terugnemen. De werkgever heeft hierbij de mogelijkheid om de kosten in het kader van de terugname van de laadpaal ten laste van de werkgever, of de werknemer te leggen. In de praktijk wordt veelal een combinatie van de eerste en de tweede methode toegepast, waarbij de werknemer bij vertrek een vergoeding verschuldigd is ten belope van de boekhoudkundige restwaarde van de laadpaal. Wanneer de laadpaal op het moment van het vertrek van de werknemer geen boekhoudkundige restwaarde meer heeft, zal de laadpaal kosteloos overgaan naar de werknemer.

Hier dien je als werkgever wel steeds rekening te houden met het feit dat de laadinfrastructuur fiscaal en boekhoudkundige minimum op 5 jaar afgeschreven dient te worden.

De door de werknemer verschuldigde afkoopsom dient voorafgaandelijk in de car policy vastgelegd te worden.

4. Hoe verhoudt de kost van een laadsessie zich tegenover de kost van een tankbeurt?

In vergelijking met de kost voor het tanken van een benzine- of dieselwagen, kan de kost voor het opladen van een elektrische wagen nog in sterkere mate variëren. Hierbij zullen opladen op de bedrijfssite en thuisladen steeds de goedkoopste opties zijn. Wanneer de wagen opgeladen wordt aan een publiek laadpunt kan de kostprijs oplopen tot een tweevoud (AC ‘traag laden) of het drievoud (DC snelladen).

Tot op heden kennen werkgevers veelal onbeperkte tankkaarten toe aan werknemers die een brandstofwagen ter beschikking gesteld kregen. Gezien de laadkosten voor elektrische wagens een stuk minder voorspelbaar zijn dan de tankkosten bij een brandstofwagen, is het bij de toekenning van een laadpas aan werknemers met een elektrische wagen steeds aangeraden om duidelijke afspraken te maken omtrent de ‘laadetiquette’. Het vermijden van extreem hoge laadkosten kan onder meer door het toekennen van een vast budget per werknemer, dat door de werknemer kan gespendeerd worden voor zowel laden op de bedrijfssite, thuisladen en publiek laden.

Verder heeft de werkgever ook de mogelijkheid om een laadpolicy op maat te voorzien, waarin de aangeboden laadoplossingen en de modaliteiten per laadoplossing verankerd kunnen worden. Zo kan er bijvoorbeeld bepaald worden dat de werknemer onbeperkt op de bedrijfssite en thuis kan opladen, en bijkomend een beperkt budget toegekend krijgt om in geval van nood de wagen uitzonderlijk aan een publiek laadpunt op te laden.

Bron: Titeca Accountancy

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid