Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024

Checkin@work – strafbare verantwoordelijkheid van de aannemer (Mploy)

Auteur: Steven Renette (Mploy)

Cass. 27 juni 2023.

De rechter moet verduidelijken op basis van welke elementen hij tot de vaststelling komt dat de aangetroffen werknemers in opdracht van de aannemer de werf hadden betreden. De loutere aanwezigheid van de werknemers op de betrokken werf, volstaat niet om in hoofde van de aannemer tot een inbreuk van artikel 31quinquies, derde lid van de Welzijnswet te kunnen besluiten.

Op 1 april 2024 zal er tien jaar verstreken zijn sinds de verplichting in werking trad om de aanwezigheid van werknemers op de werf elektronisch te registreren, beter gekend als “Checkin@work”. Veilig geborgen in artikel 31quinquies van de Welzijnswet is het systeem in de loop van de jaren uitgegroeid tot een van de meeste gebruikte instrumenten in de strijd tegen sociale fraude.

Een centrale rol is weggelegd voor de aannemer van de werken of de onderaannemer van de door hem aangenomen werken.

  • De (onder)aannemer: het eerste lid legt elke (onder)aannemer de verplichting op om ervoor te zorgen dat de gegevens die betrekking hebben op zijn onderneming daadwerkelijk en correct worden geregistreerd en doorgezonden naar de gegevensbank van de overheid. Het komt dus in de eerste plaats aan elke (onder)aannemer zélf toe om in staan voor de registratie van de eigen werknemers.
  • De (onder)aannemer t.a.v. zijn medecontractant: het tweede lid grijpt rechtstreeks in op de contractuele relatie tussen de (onder)aannemer en de partij met wie hij samenwerkt: de (onder)aannemer moet de nodige maatregelen nemen opdat zijn medecontractant alle gegevens daadwerkelijk en correct registreert en doorstuurt.

Elke (onder)aannemer kan op elk ogenblik de gegevens die door zijn medecontractant werden geregistreerd, raadplegen.

Sommigen houden dan ook voor dat er op de (onder)aannemer een controleplicht rust om deze registraties na te gaan en op te volgen. Anderen gaan nog een stap verder en lezen in het tweede lid de eindverantwoordelijkheid van de (onder)aannemer voor een correcte aanwezigheidsregistratie en dat voor alle werknemers van zijn medecontractant. Deze interpretatie gaat te ver: “het nemen van de nodige maatregelen” lijkt toch veeleer op een inspannings- dan op een resultaatsverbintenis te wijzen. Mocht de wetgever daadwerkelijk een eindverantwoordelijkheid hebben willen installeren, zou dit met zoveel woorden ook uit de tekst moeten blijken. Dat is niet het geval.

De focus verschuift dan allicht wel naar de mate van inspanningen die de (onder)aannemer heeft getroffen om de nodige maatregelen te nemen. Het uitvoeringsbesluit van 11 februari 2014 concretiseert een aantal van die maatregelen. Zo moet de schriftelijke aannemings­overeenkomst verplicht een aantal clausules bevatten: de medecontractant moet niet alleen worden gewezen op zijn verplichting om alle gegevens daadwerkelijk en correct te registreren en door te zenden, hij moet zich hier ook contractueel toe verbinden. Verder moet de medecontractant ook worden gewezen op zijn verplichting als verwerker van persoons­gegevens.

  • De aannemer t.a.v. schakels verderop in de aannemingsketen: het derde lid bepaalt dat elke aannemer of onderaannemer ervoor moet zorgen dat elke persoon die in zijn opdracht de tijdelijke of mobiele werkplaats betreedt, wordt geregistreerd vóór hij de bouwplaats betreedt. In de regel zal het de eigen werkgever zijn die de opdracht geeft aan zijn werknemers om een werf te betreden. Wie anders zou deze instructie immers kunnen geven zonder te interfereren in het werkgeversgezag?

In een arrest van 27 juni 2023 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat de rechter moet verduidelijken op basis van welke elementen hij tot de vaststelling komt dat de aangetroffen werknemers in opdracht van de aannemer de werf hadden betreden. De loutere aanwezigheid van de werknemers op de betrokken werf op zich, volstaat niet om in hoofde van de aannemer tot een inbreuk van artikel 31quinquies, derde lid van de Welzijnswet te kunnen besluiten.

​Artikel 31quinquies derde lid verduidelijkt niet wat de zorgplicht precies inhoudt. Bekeken vanuit het legaliteitsbeginsel is zo een vaag omschreven verplichting problematisch maar helaas geen uitzondering wanneer het strafbare inbreuken op de Welzijnswet betreft.

Naar aanleiding van een aantal sterk gemediatiseerde zaken over vermeende wantoestanden op grote bouwwerven, klinkt de roep om opdrachtgevers bijkomend te responsabiliseren weer luider. Eerder dan nieuwe wetten of straffen uit te vaardigen, zou de wetgever beter het bestaande instrumentarium aan een evaluatie onderwerpen en verduidelijken waar nodig.

Bron: Mploy

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid