Tewerkstelling van buitenlandse werknemers:
nakende ingrijpende wijzigingen

Mr. Sophie Maes en mr. Simon Albers (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 25 april 2024


Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Intellectuele eigendomsrechten in de onderneming:
wie is eigenaar van door werknemers en dienstverleners ontwikkelde creaties?

Dr. Nele Somers (ARTES) en mr. Veerle Scheys (Mploy)

Webinar op dinsdag 23 april 2024

Alternatieve oplossingen na exit mobiliteitsvergoeding (Lydian)

Auteurs: Jan Hofkens, Isabel Plets en Alexander Vandenbergen (Lydian)

Publicatiedatum: 07/02/2020

De mobiliteitsvergoeding (of cash for car) is een cash bedrag dat een werknemer ontvangt in ruil voor de inlevering van de bedrijfswagen. De vergoeding is parafiscaal voordelig en werd sinds 1 januari 2018 ingevoerd als “groen” alternatief voor de bedrijfswagen.

Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest van 23 januari 2020 geoordeeld dat de regels rond de mobiliteitsvergoeding in strijd zijn met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Het Hof oordeelt dat er geen redelijke verantwoording bestaat voor de ongelijke behandeling tussen enerzijds de werknemers die een vrij te besteden en parafiscaal zeer voordelig loon ontvangen omdat zij hun bedrijfswagen hebben ingeleverd en, anderzijds, de werknemers die nooit een bedrijfswagen hebben gehad en wiens loon het normale parafiscaal regime volgt. Bovendien biedt de regeling geen enkele garantie voor het mobiliteitsprobleem en een beter klimaat.

Daarom wordt de wetgeving vernietigd, maar pas vanaf 31 december 2020. Tot dan worden de gevolgen van de regels gehandhaafd.

Wat betekent dat in de praktijk voor de werknemers die een mobiliteitsvergoeding hebben?

Er zijn weinig werkgevers en werknemers die tot nu toe gebruik hebben gemaakt van de mobiliteitsvergoeding. In 2018 zouden minder dan 400 werknemers een vergoeding hebben gekregen. Deze werknemers kunnen de vergoeding nog krijgen tot 31 december 2020. Nadien kan dat niet meer.

– Maak dus tijdig afspraken met de betrokken werknemers over de toekenning van een alternatief voordeel ter vervanging van de mobiliteitsvergoeding. Komen volgens ons in aanmerking:

  • het mobiliteitsbudget (zie ook hierna);
  • het ter beschikking stellen van een bedrijfswagen; of
  • het toekennen van een bruto cash vergoeding, waarop de gewone sociale en fiscale bijdragen worden ingehouden.

– Het is nog steeds mogelijk om in een door de werkgever opgesteld cafetariaplan te voorzien dat een werknemer die zijn bedrijfswagen wil inleveren, het vrijgekomen budget kan besteden aan alternatieve verloningsvormen.

– Ken geen mobiliteitsvergoeding meer toe aan werknemers die nog in het systeem zouden willen stappen.

– Houd de wetgeving in het oog: mogelijks kan de wetgever hieraan zelf nog andere alternatieven toevoegen door in nieuwe wetgeving te voorzien voor het einde van 2020.

Is het mobiliteitsbudget wel nog een alternatieve mogelijkheid?

Het mobiliteitsbudget werd eveneens ingevoerd als alternatief systeem voor de bedrijfswagen, maar verschilt substantieel van de mobiliteitsvergoeding. Bij het mobiliteitsbudget wordt aan de werknemer die zijn bedrijfswagen inruilt een budget toegekend dat hij op verschillende manieren kan besteden (de zogenaamde pijlers). In de eerste pijler kan hij kiezen voor een milieuvriendelijke auto, in de tweede pijler voor duurzame vervoersmiddelen en huisvestingskosten (zoals een treinabonnement, abonnement deelfiets, tussenkomst in huurprijs), en enkel als dan nog budget overblijft, wordt het uitbetaald (als derde pijler).

Het arrest van het Grondwettelijk Hof spreekt zich niet uit over het mobiliteitsbudget, maar omwille van de gelijkenissen tussen beide systemen rijst de vraag of de redenering van het Hof ook het mobiliteitsbudget treft.

Er zijn bepaalde argumenten van het Hof die immers ook opgaan voor het mobiliteitsbudget, bv. het feit dat bij de bepaling van het bedrag van de mobiliteitsvergoeding, geen rekening gehouden wordt met de daadwerkelijk afgelegde afstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, en dus met de impact op de mobiliteit en op het leefmilieu. Maar er zijn ook belangrijke verschillen. Een belangrijke kritiek van het Grondwettelijk Hof bestaat erin dat de cash in ruil voor de bedrijfswagen vrij te besteden is door de werknemers. Bij het mobiliteitsbudget geldt dit enkel voor het “niet opgebruikte” deel dat de derde pijler vormt, dus niet voor de eerste en tweede pijler. De parafiscale last van deze derde pijler (38,07% werknemersbijdrage) is bovendien niet gering (in tegenstelling tot de mobiliteitsvergoeding).

Bovendien verwijst het Hof in zijn arrest naar de regelgeving van het mobiliteitsbudget, wanneer het stelt dat de gevolgen van de vernietigde wet worden behouden tot eind 2020 om de wetgever in de mogelijkheid te stellen nieuwe wetgeving in te voeren, voor zover de regelgeving rond het mobiliteitsbudget niet als afdoende worden beschouwd. Dit lijkt erop te wijzen dat het Hof niet afkerig staat ten opzichte van het mobiliteitsbudget.

Tegen het mobiliteitsbudget is er trouwens geen vernietigingsberoep ingesteld. De wet zou dus enkel nog via een prejudiciële vraag bij het Grondwettelijk Hof terecht kunnen komen.

Belangrijk tot slot is dat de vakorganisaties, die niet achter de mobiliteitsvergoeding stonden, wel degelijk achter het mobiliteitsbudget staan.

– Het mobiliteitsbudget biedt tot nader order een valabel alternatief voor de mobiliteitsvergoeding.  Alhoewel het in de praktijk weliswaar nog geen groot succes blijkt, biedt het heel wat (vaak nog ongekende) mogelijkheden.  Bestudeer of dit voor uw onderneming een meerwaarde kan betekenen. Wij staan u hier graag in bij.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid