Boek 7 ‘Bijzondere contracten’
en de impact voor de bouw- en vastgoedsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven

(Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op donderdag 7 november 2024


De nieuwe wet op de private opsporing

Dhr. Bart De Bie (i-Force) en

mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op donderdag 17 oktober 2024


De oplevering, haar gevolgen
en de (tienjarige) aansprakelijkheid.
Recente rechtspraak (2022 – 2024)

Mr. Els Op de Beeck en mr. Sophie De Krock (Schoups)

Webinar op donderdag 6 februari 2025


Precontractuele aansprakelijkheid:
een overzicht van recente wetgeving en rechtspraak, inclusief voorbeeldclausules

Mr. Roeland Moeyersons (Andersen)

Webinar op donderdag 13 februari 2025


Sociaal strafwetboek:
een grondige hervorming
werd goedgekeurd

Mr. Kenny Decruyenaere en mr. Veerle Van Keirsbilck (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 5 december 2024

Als uitgedrukte frustraties over de financiële afwikkeling van een vroegere samenwerking belaging wordt. Cassatie spreekt zich uit (LegalNews)

Auteur: Marc Vandecasteele (LegalNews)

Het arrest van het hof van beroep te Antwerpen, correctionele kamer, van 24 januari 2024

Het hof van beroep te Antwerpen oordeelt als volgt:

  • uit het strafdossier blijkt dat er bij de eiser al een langdurige frustratie bestond over de persoon van de verweerder, die lijkt terug te voeren tot de financiële afwikkeling rond een vroegere samenwerking als architect en een beweerde niet voldane terugbetaling;
  • na een lange periode waarin de eiser blijkbaar geen aanspraak heeft gemaakt op de terugbetaling, is zijn frustratie opnieuw opgeborreld toen zijn zoon ook een samenwerking aanging met de verweerder als architect en er ook een betwisting is gerezen over al dan niet betaalde erelonen;
  • uit het strafdossier blijkt dat de eiser in de loop van de incriminatieperiode, namelijk tussen 10 januari 2019 en 31 maart 2020, meermaals, op niet nader bepaalde tijdstippen, contact heeft genomen met de verweerder en dat dit doorgaans op een zodanig agressieve, haatdragende en verwijtende wijze is gebeurd dat er geen enkele twijfel over bestaat dat de eiser handelde met de intentie om de verweerder ernstig in zijn rust te verstoren;
  • daarbij wordt specifiek verwezen naar
    • de e-mails die de eiser aan de verweerder verstuurde op 25 oktober 2019, op 4 november 2019, op 8 november 2019 en op 15 november 2019;
    • de e-mail die de eiser op 20 november 2019 verstuurde aan de raadsman van de eiser, waarbij uit de inhoud duidelijk blijkt dat deze bestemd was om ook de verweerder ter ore te komen;
    • de vele connecties (oproepen of per sms) die op 24 oktober 2019, 8 november 2019 en 15 november 2019 met het oproepnummer van de eiser werden gemaakt naar het gsm-toestel van de verweerder, met daarbij ook het bericht dat de eiser op 15 november 2019 insprak op de voicemail van de verweerder;
  • niet alleen was de toon onrustwekkend, er werd ook vaak gezinspeeld op omstandigheden uit de privésfeer van de verweerder die geen enkele relevantie hadden voor het zakelijk geschil dat tussen de partijen bestond en die erop gericht waren om de verweerder schade toe te brengen en zijn persoonlijke levenssfeer aan te tasten.

Op grond van die redenen kan het arrest wettig oordelen dat de eiser door zijn herhaald en langdurig volhardend gedrag zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van de verweerder.

Het Hof van Cassatie verwerpt het beroep op 21 mei 2024

Eerste onderdeel

Het onderdeel voert schending aan van artikel 442bis, eerste lid, Strafwetboek: het arrest verklaart de eiser ten onrechte schuldig aan belaging; uit het gegeven dat over een periode van bijna vijftien maanden vijf e-mails waarvan één niet rechtstreeks werden verstuurd en er connecties waren per gsm of sms waarbij het aantal niet wordt vermeld, kan niet worden afgeleid dat de rust van de verweerder ernstig werd verstoord; dit misdrijf vereist niet-aflatende of steeds terugkerende gedragingen, terwijl uit die vaststellingen geen langdurige volharding kan worden afgeleid; de e-mails betreffen zakelijke discussies tussen de eiser en de verweerder en hebben geen agressieve, haatdragende en onrustwekkende toon; ze bevatten enkel een verzoek om uitleg dat op een kordate manier is geformuleerd; het arrest laat na te verduidelijken welke onderdelen of passages in de e-mails als agressief, haatdragend en onrustwekkend kunnen worden beschouwd; van de e-mails wordt een uitlegging gegeven die niet strookt met de inhoud ervan; de rust van de verweerder kan nooit zijn verstoord aangezien hij bij een verhoor heeft verklaard dat het oproepnummer van de eiser werd geblokkeerd.

In zoverre het onderdeel verwijst naar een uit een verhoor blijkend gegeven dat het oproepnummer van de eiser zou zijn geblokkeerd, gegeven dat niet blijkt uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, verplicht het tot een onderzoek van feiten waarvoor het Hof geen bevoegdheid heeft en is het niet ontvankelijk.

In zoverre het onderdeel miskenning aanvoert van de bewijskracht van de e-mails zonder evenwel aan te geven van welke passages van de e-mails het arrest een uitlegging geeft die onverenigbaar is met de bewoordingen ervan, is het bij gebrek aan precisie niet ontvankelijk.

Artikel 442bis, eerste lid, Strafwetboek vereist dat de rust van het slachtoffer ernstig wordt verstoord door in beginsel niet-aflatende en steeds terugkerende gedragingen.

De rechter oordeelt onaantastbaar of aan die voorwaarde is voldaan.

Het enkele gegeven dat er in een langere periode slechts een beperkt aantal storende handelingen worden gesteld, verplicht de rechter niet aan te nemen dat er geen voor het misdrijf van belaging vereiste ernstige verstoring van de rust heeft plaatsgevonden.

Storende handelingen dienen niet rechtstreeks te worden verricht tegenover of in aanwezigheid van het slachtoffer, maar kunnen bestaan in een mededeling aan een derde waarbij redelijkerwijze mag worden aangenomen dat die ze zal overbrengen aan de betrokkene.

Het Hof gaat na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die op grond daarvan onmogelijk kunnen worden verantwoord.

In zoverre het onderdeel uitgaat van andere rechtsopvattingen, faalt het naar recht.

Tweede onderdeel

Het onderdeel voert schending aan van artikel 442bis, eerste lid, Strafwetboek: het arrest verklaart de eiser schuldig aan belaging, terwijl op geen enkele manier is aangetoond dat de eiser wist of had moeten weten dat hij de rust van de verweerder ernstig heeft verstoord; de aan de eiser verweten handelingen waren beperkt; uit het strafdossier blijkt dat de verweerder slechts op 5 november 2019 klacht heeft ingediend voor belaging en de eiser voordien door de politie of de verweerder daarover niet was aangesproken en niet was gevraagd de verweerder niet meer te contacteren; er kan redelijkerwijze niet worden aangenomen dat de eiser wist dat hij door zijn contacten met de verweerder diens rust ernstig heeft verstoord.

In zoverre het onderdeel aanvoert dat de verweerder slechts op 5 november 2019 klacht heeft ingediend voor belaging en de eiser voordien door de politie of de verweerder daarover niet was aangesproken en niet was gevraagd de verweerder niet meer te contacteren, gegevens die niet blijken uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, verplicht het tot een onderzoek van feiten waarvoor het Hof geen bevoegdheid heeft en is het niet ontvankelijk.

Het staat aan de rechter onaantastbaar te oordelen of een beklaagde wist of had moeten weten dat hij door zijn gedrag de rust van een persoon ernstig zou verstoren. Het Hof gaat wel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die op grond daarvan onmogelijk kunnen worden verantwoord.

In zoverre het onderdeel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht.

Het arrest oordeelt zoals wordt vermeld in het antwoord op het eerste onderdeel, alsook dat de verstoring van de gemoedsrust zoals die door de verweerder werd ervaren, niet louter subjectief is te noemen, maar in de algemene opinie door eenieder als zwaar storend zou worden ervaren omdat er geen enkele redelijke verantwoording voor bestond, waarbij het verder de door de eiser aan de dag gelegde herhaling en de langdurige volharding benadrukt.

Op die gronden kan het arrest wettig oordelen dat het voor belaging vereiste moreel bestanddeel aanwezig is.

In zoverre kan het onderdeel niet worden aangenomen.

Lees hier het arrest

» Bekijk alle artikels: Geschillen & Procedure

Boeken in de kijker: