Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

Architect schuldig aan deelneming doorbreking stakingsbevel bouwheer (Firmus Advocaten)

Auteurs: Ria Hens en Hilde Vermeiren (Firmus Advocaten)

Publicatiedatum: 05/03/2018

Door de uitvoering van verbouwingswerken zonder te beschikken over een stedenbouwkundige vergunning, werd aan de bouwheer een stakingsbevel opgelegd.

Nadien werd de architect verzocht om een regularisatievergunning voor de uitgevoerde werken te bekomen.

Na het verkrijgen van de regularisatievergunning werden door de bouwheer een aantal werken uitgevoerd in strijd met de regularisatievergunning, wat door de inspectie werd aanzien als een doorbreking van het stakingsbevel. De bouwheer werd voor de doorbreking van het stakingsbevel een administratieve geldboete opgelegd.

Ook aan de architect die de regularisatievergunning in orde had gebracht en niet in kennis was van de in strijd met deze vergunning uitgevoerde werken, werd verweten het stakingsbevel te hebben doorbroken. Hem werd eveneens een administratieve boete opgelegd.

Tegen deze boete werd een procedure bij de rechtbank ingesteld.

Anders dan de eerste rechter heeft het hof van beroep de architect als mededader beschouwd van de doorbreking van het stakingsbevel door de bouwheer. De architect zou volgens het hof zijn controleopdracht niet hebben uitgevoerd, een tekortkoming van artikel 4, eerste lid van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en het beroep van architect.

Daar het een regularisatievergunning betrof, was de architect van oordeel dat geen toezichtsplicht gold in hoofde van de architect (Cass., 15 september 2015, P.14.1189.N).

Het hof heeft dit argument niet aanvaard hierbij verwijzende naar enerzijds werken die reeds waren uitgevoerd voor de regularisatievergunning en anderzijds naar werken uitgevoerd na de regularisatievergunning, zijnde naar oordeel van de architect inrichtingswerken dan wel werken in strijd met de regularisatievergunning.

Het verweer dat de architect op geen enkele wijze op de hoogte was van de werken uitgevoerd na de regularisatievergunning, bracht helaas geen soelaas.

Het hof oordeelt immers verder dat de tekortkoming van bovengenoemd artikel 4 strafrechtelijk gesanctioneerd wordt. De bepalingen van de strafbare deelneming zouden van toepassing zijn. Het gebrek aan controle wordt als constitutief beschouwd, zonder de welke  het misdrijf van de doorbreking van het stakingsbevel en overtreding van de regularisatievergunning niet had kunnen gepleegd worden. De voortzetting van handelingen in strijd met het stakingsbevel kan met name bestaan in het verzuim door een architect om controle uit te oefenen.

De eerste rechter was van oordeel dat een tekortkoming aan de burgerrechtelijke controleplicht op de werken niet automatisch impliceert dat deze architect zou meewerken aan een inbreuk als strafbare deelneming.

Het hof heeft dit standpunt van de eerste rechter niet gevolgd.

Met dit arrest wordt de architect gesanctioneerd omdat de bouwheer een stakingsbevel doorbreekt, ook al was de architect onwetend van de verboden werken. De architect wordt een verzuim van diens controletaak verweten.

Voor meer informatie hieromtrent kan u steeds contact opnemen met onze cel Administratief recht – Stedenbouw – Ruimtelijke ordening.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed