HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


De nieuwe wet op de private opsporing

Dhr. Bart De Bie (i-Force) en mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op donderdag 17 oktober 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024

Wat indien u na een belastingcontrole ineens niet meer “klein” bent? (Moore Stephens)

Auteur: Roel Van Hemelen (Moore Stephens)

Publicatiedatum: 14/10/2017

Vennootschappen die als “klein” worden aanzien hebben fiscaal gezien een aantal voordelen. In deze bijdrage lopen we even door de verschillende voordelen. Wanneer er tijdens een belastingcontrole echter wordt vastgesteld dat de vennootschap niet langer klein is, maar als groot moet worden aanzien, kan dit fiscaal gezien heel wat gevolgen hebben, niet alleen voor de vennootschap zelf, maar ook voor anderen.

Klein volgens artikel 15 W.Venn.

Zoals u allicht al heeft vernomen zijn de groottecriteria voor vennootschappen, namelijk bepalingen van artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen (hierna W.Venn.,) grondig gewijzigd voor boekjaren die starten vanaf 1 januari 2016. Voor de boekjaren die starten vanaf 1 januari 2016 dient er te worden gekeken naar de cijfers van het vorige boekjaar, waarbij deze cijfers niet meer dan één van volgende grenzen mogen overschrijden:

  • Jaargemiddelde personeelsbestand:               50
  • Netto-omzet (excl. BTW):                                  € 9.000.000,00
  • Balanstotaal:                                                      € 4.500.000,00

Het is in deze uitgave niet de bedoeling om u het volledige reilen en zeilen van artikel 15 W.Venn. opnieuw uit te leggen. Waar we wel toch nog even bij willen blijven stilstaan, is het feit dat paragraaf 6 van voormeld artikel stelt dat indien de vennootschap verbonden is met een of meerdere andere vennootschappen, de cijfers zoals hierboven vermeld moeten bekeken worden op geconsolideerde basis. Indien men de consolidatiecorrecties niet wenst door te voeren, mag men de cijfers van de verbonden vennootschappen ook gewoon optellen en vergelijken met voormelde grenzen verhoogd met 20%.

Verbonden vennootschappen

Maar wanneer zijn vennootschappen verbonden? De vorm van verbondenheid waar de meeste mensen wel aan denken is de situatie waar vennootschappen verbonden zijn met elkaar omdat alle groepsvennootschappen direct of indirect voor het merendeel worden aangehouden door een centrale holding. Maar dat ook vennootschappen die een consortium vormen verbonden zijn, dat durft men soms wel eens te vergeten. Zonder uitgebreid in te gaan op de voorwaarden en eigenschappen van een consortium, willen we toch nog even de voornaamste reden meegeven waarom vennootschappen tot een consortium behoren.

Vennootschappen waarvan het merendeel van de bedrijfsleiders dezelfde zijn, vormen een onweerlegbaar vermoeden een consortium te vormen en zullen dus verbonden zijn waardoor ze hun cijfers op geconsolideerde basis zullen moeten bekijken. Twee vennootschappen met een identieke bedrijfsleidersstructuur zullen dus steeds verbonden zijn.

Probleemstelling in de praktijk

Vaak komt het voor dat ondernemers die met een management of patrimoniumvennootschap werken, daarnaast ook nog een exploitatievennootschap aanhouden. Indien deze persoon in beide vennootschappen alleen bedrijfsleider is (indien het bijvoorbeeld beiden BVBA’s zijn), of indien in beide vennootschappen twee partners als bedrijfsleider zijn aangeduid, dan vormen de management/patrimoniumvennootschap enerzijds en de exploitatievennootschap anderzijds een consortium. Dit betekent dat de hogervermelde cijfers op geconsolideerde basis moeten bekeken worden. Zelfs al zou de exploitatievennootschap nog een derde bedrijfsleider kennen, dan nog vormt het merendeel van de bedrijfsleiders in de exploitatievennootschap (beide partners) eveneens het merendeel van de bedrijfsleiders in de management/patrimoniumvennootschap (in dit geval alle bedrijfsleiders).

Gelet op het feit dat de verbondenheid regelmatig over het hoofd wordt gezien in deze situaties, worden er vaak voor de management- of patrimoniumvennootschap fiscale voordelen genoten die enkel voorbehouden zijn voor kleine vennootschappen. Indien nu tijdens een controle door de fiscus vastgesteld wordt dat de vennootschappen toch verbonden zijn, zou dit wel eens een gevoelige impact op uw belastbare basis kunnen hebben, en bijgevolg ook op uw cashflow situatie.

Gevolgen

De gevolgen van een eventuele herkwalificatie naar een grote vennootschap zijn vaak niet te overzien. Hieronder een overzicht van de fiscale voordelen die kleine vennootschappen genieten en die in voormeld geval dus verloren gaan.

Maatregelen inzake aangekochte activa en gemaakte kosten 

Indien u tijdens de boekjaren die onder controle vallen activa hebt aangekocht, waarvan u de eerste afschrijving voor een volledig jaar heeft genomen in plaats van pro-rata de bezitsduur, zal er een respectievelijk afschrijvingsexcedent worden weerhouden. Ook de bijkomende aankoopkosten die ineens in kost zijn genomen, zullen op dat moment worden toegevoegd aan de afschrijvingsexcedenten. Wanneer voor de kosten voor beveiliging een aftrekpercentage van 120% werd toegepast, zal  de hiervoor aangelegde vrijgestelde reserve terug belast worden, indien zou blijken dat deze kosten zijn gemaakt tijdens de periode die het voorwerp uitmaakt van de controle.

Mocht uw vennootschap nog recentelijk zijn opgericht, en de eerste drie boekjaren zitten nog in de controle-periode, dan kan de vennootschap bovendien een belastingverhoging wegens onvoldoende voorafbetalingen riskeren indien er reeds belastingen zouden moeten betaald worden. Hoewel de investeringsreserve sinds de komst van de notionele interestaftrek niet vaak meer wordt toegepast, blijft deze aftrek nog steeds mogelijk voor kleine ondernemingen. Indien tijdens een controle blijkt dat uw vennootschap niet langer klein is en u heeft in deze periode een investeringsreserve aangelegd, zal deze bijgevolg integraal belast worden.

Maatregelen inzake de fiscale aftrekken 

Qua fiscale aftrekken blijft de notionele interestaftrek nog steeds de meest toegepaste. Ook hier zal de vennootschap niet langer kunnen genieten van het verhoogde percentage voor de aftrek voor risicokapitaal. De verlaging van het percentage met 0,5 % kan uiteraard een hogere belasting met zich meebrengen. Ook voor de recent afgeschafte octrooi-aftrek zouden er gevolgen kunnen zijn. Kleine vennootschappen moeten bij de ontwikkeling van octrooien niet voldoen aan de vereiste van een apart onderzoekscentrum. De aanvraag van een octrooi in een jaar dat onder de gecontroleerde periode valt en waarbij blijkt dat de vennootschap niet langer klein is, zal een veel zwaardere procedure en misschien zelfs het weigeren van de octrooi-aftrek tot gevolg hebben.

Naast de notionele interestaftrek blijft ook de investeringsaftrek een veel gebruikte maatregel. In 2014 en 2015 is het tarief van de gewone investeringsaftrek voor kleine vennootschappen terug opgetrokken van 0 tot 4%, vanaf aanslagjaar 2017 zelfs tot 8%, daar waar dit voor grote ondernemingen nog steeds 0% blijft. Voor kleine ondernemingen is er tot slot ook nog de verhoogde investeringsaftrek voor digitale investeringen. Ook hier zal een eventuele controle dus kunnen leiden tot het weigeren van de investeringsaftrek, wat uiteraard onmiddellijk zal leiden tot te betalen belastingen, gezien de investeringsaftrek, op de overgedragen notionele interestaftrek na, de laatste fiscale aftrek is.

Bijkomende belastingen die enkel van toepassing zijn op grote vennootschappen

Naast het verlies van de fiscale gunstmaatregelen voor kleine vennootschappen, zijn er ook twee belastingen die enkel van toepassing zijn op grote ondernemingen, namelijk de fairness tax en de meerwaardebelasting op aandelen die meer dan een jaar na aankoop worden verkocht (0,412%). Indien uw vennootschap bij controle dus als groot wordt weerhouden, is uw vennootschap ook aan deze belastingen onderworpen indien deze van toepassing zouden zijn.

Uitkering dividenden 

Bij de uitkering van dividenden en alle daarmee samenhangende maatregelen, zijn er ook verschillen. Eerst en vooral kan de liquidatiereserve alsook de bijzondere liquidatiereserve niet worden toegepast door grote vennootschappen. Als er dus een liquidatiereserve zou zijn aangelegd tijdens de periode onder controle, kan deze reserve worden geherkwalificeerd in een gewone reserve. De vraag is dan bovendien of de reeds betaalde 10% roerende voorheffing nog wel kan worden teruggevraagd, aangezien er in de wetgeving omtrent de liquidatiereserve staat dat de 10% definitief verworven is door de staat en er geen terugbetaling of verrekening op kan gebeuren. Een andere manier om aan verlaagde tarieven dividenden te kunnen uitkeren is de VVPR-bis regeling. De VVPRbis-regeling is het verlaagde tarief dat wordt toegekend op dividenden die worden uitgekeerd op aandelen die sinds 1 juli 2013 zijn uitgegeven en aan een aantal voorwaarden voldoen. Een van die voorwaarden is dat de vennootschap bij uitgifte van de aandelen een kleine vennootschap moet zijn. Bij een aanpassing van de grootte van de vennootschap op het moment dat de aandelen zijn uitgegeven, verliest men dus het recht op de verlaagde tarieven, niet alleen voor de reeds uitgekeerde dividenden, maar ook voor alle toekomstige jaren.

Min of meer in hetzelfde kader hebben we in 2013/2014 de overgangsmaatregel voor de liquidatieboni gehad. Bedrijven konden hun reserves eenmalig uitkeren aan 10% indien ze de netto ontvangen dividenden onmiddellijk aanwendden om een kapitaalverhoging te doen. Deze kapitaalverhoging moet 4 jaar behouden blijven voor kleine vennootschappen, daar waar de houdtermijn 8 jaar bedraagt voor grote vennootschappen. Voor deze regel geldt de grootte van de vennootschap op het moment van kapitaalverhoging. De kapitaalverhogingen die nog in 2013 zijn doorgevoerd zullen hier dus geen hinder meer van kunnen ondervinden. De kapitaalverhogingen die onder de tolerantieperiode nog in 2014 zijn doorgevoerd, kunnen hier mogelijks nog gevolgen van ondervinden indien er nu nog controle zou plaatsvinden. In dit geval zal er dus geen bijkomende belasting moeten worden betaald, maar dient er 4 jaar langer te worden gewacht vooraleer het kapitaal belastingvrij kan worden verminderd.

Maatregelen voor (startende) kleine ondernemingen

Een laatste groep van maatregelen waar de wijziging van kleine naar grote vennootschap een effect op kan hebben, zijn de maatregelen die startende of kleine vennootschappen ten goede komen. Zo zijn er de hogere vrijstelling voor doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor kleine vennootschappen, het statuut van de Young Innovative Companies dat enkel voorbehouden is voor bepaalde kleine vennootschappen en natuurlijk ook de in 2015 ingevoerde startersmaatregelen waaronder de tax shelter voor startende ondernemingen, de vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen en tot slot de vrijstelling van roerende voorheffing op interesten uit leningen aan startende ondernemingen. Deze laatste 3 voordelen zijn uitsluitend beschikbaar voor kleine ondernemingen.  Bij de tax shelter voor startende ondernemingen, zoals hierboven vermeld is het effect misschien nog het lastigste. De vennootschap zelf zal voor deze maatregel geen verschil ondervinden, maar de investeerders zullen plots de belastingvermindering aan hun neus zien voorbij gaan.

Besluit

Zoals u kan lezen zijn er mogelijks heel wat negatieve gevolgen verbonden aan een onverwachte kwalificatie als “grote” vennootschap. Het is dus van uiterst belang de grootte van de vennootschap correct in te schatten om met zekerheid de fiscale positie van een vennootschap te kunnen bepalen en niet te wachten op een fiscale controle.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Vennootschappen & Verenigingen