Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024

Verkrijging van een onroerend goed door de vennoot van een bvba : hoeveel registratierechten? Interessante recente beslissing van Vlabel (LegalNews.be)

Auteur: LegalNews.be

Publicatiedatum: 27/09/2018

De feiten chronologisch

2001

De BVBA “B” werd opgericht in 2001 met als enig vennoot en zaakvoerder de heer X.

2007

De Société Anonyme naar Luxemburgs recht “SA C” werd opgericht in 2007 (datzelfde jaar wordt de benaming van de vennootschap gewijzigd naar “SA D”).

In  2007 draagt de heer X middels onderlinge overeenkomst alle deelbewijzen aangehouden in de BVBA “B” over aan de Luxemburgse vennootschap ”SA D” en op de algemene vergadering van 2013 van de vennootschap “SA D” wordt expliciet erkend dat de heer X enig aandeelhouder is en wordt hij eveneens benoemd tot “administrateur unique” van de vennootschap.

2014

In 2014 gaan de BVBA “B” en echtgenoten “de heer X” en “mevrouw Y” (gehuwd onder wettelijk stelsel) over tot aankoop van een studentenwoning. De BVBA verwerft 99% in volle eigendom, de echtgenoten verwerven 1% in volle eigendom.

2016

In 2016 wordt de maatschappelijke zetel van de vennootschap “SA D” overgebracht van het Groothertogdom Luxemburg naar België en de overbrenging wordt te België bevestigd via notariële akte waarbij erkend wordt dat de vennootschap de vorm aanneemt van een Naamloze Vennootschap. De heer X wordt aangeduid als afgevaardigd bestuurder.

2017

In 2017 wordt de Belgische NV “D” omgevormd naar een BVBA, wijzigt zij haar benaming in “BVBA A” en wordt eveneens overgegaan tot fusie door overneming van de BVBA “B”. De heer X wordt aangeduid als enig zaakvoerder.

In 2017 wordt de slotakte Echtscheiding Onderlinge Toestemming verleden waarbij de 1% toebehorend aan de echtgenoten X-Y wordt toegewezen aan de heer X. Op deze toewijzing wordt het verdeelrecht van 1% betaald conform artikel 2.10.4.0.1, 2de lid, VCF.

De BVBA “A” wenst haar eigendomsrechten (99%) in het goed ten bezwarende titel over te dragen aan de heer X.  Betaling zal gebeuren deels via rekening-courant tussen de heer X en de BVBA “A” en deels in contanten.

Waarover gaat de aanvraag ?

1. BVBA “A” wenst bevestiging te krijgen dat het onroerend goed door haar “met betaling van het verkooprecht verkregen” is en dat “de vennoot die eigenaar van die onroerende goederen wordt, deel uitmaakte van de vennootschap toen laatstgenoemde de goederen verkreeg” in de zin van artikel 2.9.1.0.4, tweede lid, 2° VCF.

Het tweede lid, 2°, van artikel 2.9.1.0.4 VCF bevat immers een uitzondering voor de vennoot die vennoot was van de bvba op het ogenblik dat de bvba het onroerend goed verkreeg. In dat geval wordt de verkrijging belast volgens haar gemeenrechtelijke aard.

Hier is BVBA “B” door fusie opgegaan in de BVBA “A” doch dit belet de toepassing van art. 2.9.1.0.4, tweede lid, 2°, VCF niet.

2. Er bestaat een onverdeeldheid tussen de BVBA “A” en de heer X. De BVBA “A” wenst haar 99% onverdeelde eigendomsrechten in het goed over te dragen aan haar mede-eigenaar, de heer X, die al 1% van het goed in volle eigendom bezit. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de akte waarbij de BVBA “A” haar eigendomsrechten in het goed aan de heer X zal overdragen, zal onderworpen worden aan het verdeelrecht overeenkomstig artikel 2.10.1.0.1,2° VCF.

3. De overdracht van de onverdeelde eigendomsrechten van de BVBA “A” in het onroerend goed aan de heer X zal de onverdeeldheid onder alle mede-eigenaars doen ophouden. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat het verdeelrecht zal berekend worden op de overeengekomen waarde van het onroerend goed, met als minimum de verkoopwaarde ervan, overeenkomstig artikel 2.10.3.0.1, 2 VCF.

Wat wordt er beslist?

1. Er is niet voldaan aan de uitzondering van het tweede lid, 2°, van artikel 2.9.1.0.4 VCF daar op het ogenblik van de aankoop van het onroerend goed, vermeld onder punt 3, niet de heer X maar de Luxemburgse vennootschap “SA D” vennoot was van de BVBA “B”.
De aandelen van laatstgenoemde BVBA werden immers in 2007 overgedragen aan vermelde Luxemburgse vennootschap.

2. De verkrijging door de enige vennoot van bvba “A”, de heer X, zal bijgevolg belast worden met het verkooprecht zoals voorzien in het eerste lid van artikel 2.9.1.0.4 VCF.

3. De heffingsgrondslag zal worden bepaald overeenkomstig art. 2.9.3.0.1 VCF, d.i. de overeengekomen waarde van de overgedragen delen van het onroerend goed, met als minimale heffingsgrondslag de verkoopwaarde van deze overgedragen delen.

Lees hier de Voorafgaande beslissing nr. 18039 van 5 september 2018 

» Bekijk alle artikels: Successie & Vermogen