Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024

Herstelvordering stedenbouwkundige inspectie niet steeds succesvol (Publius)

Auteur: Isabelle Verhelle (Publius)

Publicatiedatum: 12/01/2021

De burgerlijke rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, heeft zich eind 2020 uitgesproken over een door de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur aangevatte vordering tot afbraak van een 4-tal gebouwen (opgericht zonder vergunning) in agrarisch gebied.

De eigenaar had na de dagvaarding een regularisatieaanvraag ingediend en (gedeeltelijk) bekomen.

Ook de gewijzigde handhavingsregels (met onder meer wijziging in prioriteitenorde van de stedenbouwkundige herstelmaatregelen) waren voer voor discussie bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde:

‘Gelet op de wijziging in de van toepassing zijnde regelgeving – die in werking trad reeds voor het instellen van de vordering in rechte – kon de herstelvorderende overheid evenwel niet wettig bij dagvaarding vorderen dat herstel in de oorspronkelijke toestand dient opgelegd te worden zonder eerst na te gaan/ te motiveren of de andere middelen van herstel volgens de gewijzigde rangorde volstonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering van de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur tot herstel in natura kennelijk onwettig is en eveneens kennelijk onredelijk aangezien de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur geen rekening houdt met de tussengekomen regularisaties waardoor er niet langer een geheel is van geviseerde handelingen die in ruimtelijk opzicht onaanvaardbaar zijn doch enkel nog van één gedeelte van een constructie die voor het overige eveneens geregulariseerd is’.

Voor het gedeelte van de niet-geregulariseerde constructie werd een (beperkte) meerwaardesom opgelegd.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed