Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Actualia Overheidsopdrachten
2023/2024

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof) en mr. Peter Teerlinck (& De Bandt)

Webinar op donderdag 5 december 2024

Uitsluiting van juridische diensten zoals voorzien in de Overheidsopdrachtenwet: arrest Grondwettelijk Hof 7 november 2019 (Equator)

Auteur: Alexander Verschave (Equator)

Publicatiedatum: 13/11/2019

De problematiek

Het Grondwettelijk Hof diende zich te buigen over de verenigbaarheid van de uitsluitingen van juridische diensten (arbitrage- en bemiddelingsdiensten en de diensten van advocaten) zoals voorzien in de Overheidsopdrachtenwet (zie artikel 28, §1, 3° en 4° wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten) met o.m. het gelijkheidsbeginsel en de Europese beginselen inzake vrij verkeer van diensten.

De prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie en het arrest van 6 juni 2019

Zoals geweten heeft het Grondwettelijk Hof hiervoor een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie, die de vraag met betrekking tot de verenigbaarheid in het licht van de Europese beginselen beslechtte.

Het Hof van Justitie oordeelde in het arrest van 6 juni 2019 (C-264/18) als volgt: “Bij het onderzoek van de prejudiciële vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van artikel 10, onder c) en onder d), i), ii) en v), van richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG kunnen aantasten in het licht van het beginsel van gelijke behandeling, het subsidiariteitsbeginsel en de artikelen 49 en 56 VWEU.”

Lees hier het volledige arrest van 6 juni 2019

Het arrest van 7 november 2019 van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof volgde en ging over tot een onderzoek naar de bestaanbaarheid van artikel 28, §1, 3° en 4° Overheidsopdrachtenwet met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Met verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie besloot het Grondwettelijk Hof dat het verschil in behandeling tussen de juridisch gerelateerde diensten en de andere diensten redelijk verantwoord was (zie o.m. overweging B.9 e.v. van het arrest).

Lees hier het arrest 162/19 van het Grondwettelijk Hof van 7 november 2019

 

» Bekijk alle artikels: Overheid & Aanbesteding