Aandachtspunten bij het opstellen
en analyseren van ICT-contracten

Mr. Lynn Pype en mr. Liesa Boghaert (Timelex)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Handelspraktijken en consumentenbescherming:
recente topics onder de loep

Dr. Stijn Claeys en mr. Arne Baert (Racine)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

Identificatie– en objectiviteitsvereiste bij vergelijkende reclame (Stibbe)

Auteur: Peter Wytinck (Stibbe)

Publicatiedatum: 17/04/2018

Op 22 januari 2018 kreeg het Hof van beroep te Gent opnieuw de kans de geoorloofdheid van een vergelijkende reclame te onderzoeken[1].

De zaak betrof een discussie gerezen tussen een producent van gespoten PUR isolatie en een producent van isolatiechapes waarin EPS (‘isomo’) wordt verwerkt. Deze laatste had enkele hyperlinks op zijn website geplaatst onder de hoofding “Nuttige info PUR”. De hyperlinks verwezen naar artikels van derden die de nadelen van PUR isolatie uiteenzetten.

Het hof onderzocht vooreerst of er sprake was van vergelijkende reclame. Interessant is opnieuw de flexibiliteit waarmee het hof omspringt met de identificatievereiste. De verwijzingen naar PUR isolatie laten volgens het Hof immers “een impliciete identificatie toe met een groep van concurrenten (namelijk de ondernemingen die ter plaatse PUR spuiten)”. Dit volstond voor het hof.

Vervolgens werd de geoorloofdheid van de vergelijking onderzocht, en meer bepaald de cumulatieve criteria van wezenlijkheid, relevantie, controleerbaarheid en representativiteit van het vergeleken kenmerk en de objectiviteit van de vergelijking zelf. Dit laatste vormde geen probleem aangezien de artikels geen concrete vergelijking maakten met concurrerende producten, maar zich beperkten tot het uiten van kritiek op een bouwprocédé. Verwerende partij maakte haar deze kritiek eigen door ze op haar website te plaatsen, waardoor men onrechtstreeks toch in een vergelijkende context tussen concurrenten kwam. Het hof achtte de bestanden verder voldoende onderbouwd, wezenlijk, relevant, controleerbaar en representatief, en dit mede gelet op het feit dat ze ofwel geschreven waren door ingenieurs of door personen verbonden aan expertisecentra, ofwel gebaseerd waren op onderbouwde studies, ofwel een relaas vormden van getuigenissen met verwijzingen naar officiële publicaties. De vergelijkende reclame werd bijgevolg geoorloofd bevonden.

Voetnoten:

  1. Gent 22 januari 2018, Rolnr. 2017/AR/910.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Handel & Consument