Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Aandachtspunten bij het opstellen
en analyseren van ICT-contracten

Mr. Lynn Pype en mr. Liesa Boghaert (Timelex)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Handelspraktijken en consumentenbescherming:
recente topics onder de loep

Dr. Stijn Claeys en mr. Arne Baert (Racine)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

Wijzigingen inzake “Betalings- en kredietdiensten” in boek VII van het Wetboek van economisch recht (LegalNews)

Auteur: Marc Vandecasteele (LegalNews)

In het Staatsblad van 11 december 2023 werd de Wet van 5 november 2023 houdende diverse bepalingen inzake economie gepubliceerd, dat onder meer een geheel van regels tot wijziging van boek VII van het Wetboek van economisch recht bevat.

Volgende wijzigingen zijn voorzien inzake “Betalings- en kredietdiensten” in boek VII van het Wetboek van economisch recht

Art.17. In artikel VII.95 van boek VII van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt paragraaf 4 vervangen als volgt:

” § 4. De kredietgever verwittigt de consument, door middel van ieder nuttig communicatiemiddel, van de datum van het verstrijken van de nulstellingstermijn, alsook van de gevolgen van niet-betaling, met inbegrip van die als bepaald in artikel VII.100, op de nulstellingsdag:

1° in de achtste maand voor het verstrijken van de nulstellingstermijn, en 2° in de tweede maand voor het verstrijken van de nulstellingstermijn. In afwijking van het eerste lid, wanneer de kredietovereenkomst onderworpen is aan een nulstellingstermijn van minder dan of gelijk aan een jaar, verwittigt de kredietgever de consument, door middel van ieder nuttig communicatiemiddel, van de datum van het verstrijken van de nulstellingstermijn alsook van de gevolgen van niet-betaling op de nulstellingsdag ten laatste twee maanden voor het verstrijken van de nulstellingstermijn.”

Art. 18. Artikel VII.99, § 2, van boek VII van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende: “4° de datum van het verstrijken van de nulstellingstermijn met daarnaast een goed zichtbare waarschuwing dat de contractuele minimale betalingen mogelijk niet voldoende zijn om het opgenomen bedrag tijdig terug te betalen op die datum.”

Art. 19. In artikel VII.143, § 3, van boek VII van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, vervangen bij de wet van 22 april 2016 en gewijzigd bij de wet van 18 april 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a) in de bepaling onder 6°, tweede lid, worden de woorden “in de gevallen bedoeld in artikel VII.147, § 1,” ingevoegd tussen de woorden “een hogere debetrentevoet” en de woorden “indien de consument de gestelde voorwaarde of voorwaarden niet langer nakomt”;

b) in de bepaling onder 7°, tweede lid, worden de woorden “in de gevallen bedoeld in artikel VII.147, § 1” ingevoegd tussen de woorden “een hogere rentevoet” en de woorden “, indien de gestelde voorwaarde of voorwaarden voor de vermindering niet langer worden nagekomen”.

Art. 20. In artikel VII.146, § 1, van boek VII van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en vervangen bij de wet van 22 april 2016, wordt het eerste lid aangevuld met de woorden “, in voorkomend geval na vervanging door een evenwaardig aangehecht contract met de dienstverlener van de consument”.

Art. 21. In artikel VII.147 van boek VII van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en vervangen bij de wet van 22 april 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a) paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:

” § 1. Koppelverkoop is verboden. Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar eveneens verboden om de consument te verplichten in het raam van het sluiten van een kredietovereenkomst, een andere overeenkomst te ondertekenen bij de kredietgever, de kredietbemiddelaar of een door hen aangewezen derde, tenzij het een gebundelde verkoop betreft.”;

b) een paragraaf 1/1 wordt ingevoegd, luidende:

” § 1/1. De voorwaardelijke vermindering op de kost van het krediet, en in het bijzonder op de debetrentevoet, toegekend in het raam van een gebundelde verkoop is enkel toegestaan voor een van de verzekeringen bedoeld in artikel VII.146, § 1, tweede lid, zonder dat het noodzakelijk een aangehecht contract moet zijn, en voor een betaalrekening als bedoeld in artikel I.9, 8°.

De voorwaardelijke vermindering wordt voor elke voorwaarde afzonderlijk aangeboden en in de kredietovereenkomst vastgelegd. De kredietgever of, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar mag de consument geen bemiddelaar voor de aangeduide dienstverlener opleggen om de voorwaardelijke vermindering van een gebundelde verkoop bij het sluiten van de kredietovereenkomst te kunnen behouden. In het raam van een voorwaardelijke vermindering is de kredietgever verplicht het verlaagde tarief van de kredietovereenkomst zonder extra kosten te handhaven indien de consument gebruik maakt van zijn recht om na het eerste derde van de totale looptijd van zijn kredietovereenkomst te veranderen naar een dienstverlener van zijn keuze.

Het vierde lid is niet van toepassing gedurende een periode die overeenkomt met het eerste derde deel van de totale looptijd van de hypothecaire kredietovereenkomst na het sluiten van de kredietovereenkomst, tenzij gedurende diezelfde periode:

1° de verzekeraar een tariefverhoging toepast, met dien verstande dat de toepassing van de ABEX-index op de verzekerde waarde geen tariefverhoging vormt in de betekenis van deze bepaling;
2° de verzekering bedoeld in het eerst lid is opgezegd nadat een schadegeval is ontstaan;
3° de consument de kaderovereenkomst van zijn betaalrekening, die deel uitmaakt van de gebundelde verkoop die recht geeft op een voorwaardelijke vermindering, beëindigt in het raam van een overstapdienst betaalrekeningen als bepaald in boek VII, titel 3, hoofdstuk 9/1.

De consument handhaaft de domiciliëring die de betaling van de termijnbedragen op de vervaldata van zijn kredietovereenkomst waarborgt indien dit een voorwaarde is van de kredietovereenkomst. De kredietovereenkomst bepaalt vanaf welke datum de consument kan veranderen van dienstverlener van elke verzekering bedoeld in het vierde en vijfde lid en van de betaalrekening die deel uitmaakt van de gebundelde verkoop overeenkomstig het derde en vijfde lid.”;

c) een paragraaf 1/2 wordt ingevoegd, luidende:

” § 1/2. Indien de kredietgever, of, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar, het afsluiten van een nevendienst of een aangehecht contract bedingt, is hij gehouden de door de consument voorgestelde dienstverlener, die verschillend is van de dienstverlener die werd verkozen door de kredietgever, te aanvaarden, indien die een gelijkwaardige nevendienst aanbiedt of, in voorkomend geval, een gelijkwaardig aangehecht contract aanbiedt voor eenzelfde of een lagere prijs. De kredietgever stelt de consument zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek van de consument op een duurzame drager in kennis van zijn besluit tot aanvaarding of weigering van de dienstverlener, voorgesteld door de consument. Elke beslissing tot weigering door de kredietgever van de dienstverlener, voorgesteld door de consument, is expliciet en omvat de volledige motivering van de weigering alsook, in voorkomend geval, de ontbrekende informatie en garanties. De bewijslast dat de consument de vrije keuze heeft gehad met betrekking tot het sluiten van ieder nevendienstovereenkomst, die bijkomend met de kredietovereenkomst wordt gesloten, komt toe aan de kredietgever en de kredietbemiddelaar.”

Lees hier de volledige fiche van het Wetsontwerp

» Bekijk alle artikels: Handel & Consument