Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024

De preventieve burenhindervordering tegen voorgenomen bouw- of milieuprojecten. Een kat in de zak? (Publius)

Auteur: Dirk Van Heuven (Publius)

Op 1 november 2020 is de wet van 13 april 2019 tot invoering van een Burgerlijk Wetboek in werking getreden. Sindsdien draagt het Burgerlijk Wetboek van 21 maart 1804 (!) het opschrift ‘oud Burgerlijk Wetboek’.

Op termijn zal het volledig nieuwe Burgerlijk Wetboek bestaan uit de volgende negen boeken:

Boek 1. Algemene bepalingen
Boek 2. Personen, familie en relatievermogensrecht
Boek 3. Goederen
Boek 4. Nalatenschappen, schenkingen en testamenten
Boek 5. Verbintenissen
Boek 6. Bijzondere overeenkomsten
Boek 7. Zekerheden
Boek 8. Bewijs
Boek 9. Verjaring

Op vandaag zijn de boeken 3 (goederen, sedert 1 september 2021) en 8 (bewijs, sedert 1 november 2020) in voege getreden. Hier kan je de stand van zaken volgen.

Artikelen die elke Belgische advocaat van buiten kennen, zijn verdwenen (artikel 544 oud BW, burenhinder) of zullen verdwijnen (artikel 1382 oud BW, foutaansprakelijkheid) en worden  vervangen door bepalingen die veelal de huidige rechtspraak  bevestigen. Dat is tegelijk goed en slecht nieuws. Het burgerlijk recht wordt duidelijker en dus voorspelbaarder, maar daar tegenover staat dat de huidige rechtspraak bevroren wordt en er misschien minder ruimte is voor een ‘stille’ actualisatie via de rechtspraak.

Niet alles blijft bij het oude.

Onze collega Ivan Coppens wijst op het nieuwe artikel 3.102 BW:

‘Indien een onroerend goed ernstige en manifeste risico’s inzake veiligheid, gezondheid of vervuiling ten aanzien van een naburig onroerend goed veroorzaakt waardoor het evenwicht tussen de onroerende goederen wordt verbroken, kan de eigenaar of gebruiker van dat naburige onroerend goed in rechte vorderen dat preventieve maatregelen worden genomen teneinde te verhinderen dat het risico zich realiseert’.

Hij vreest een samenloop tussen deze preventieve burenhinderprocedure en de (administratieve) omgevingsvergunningsprocedures die het leven van projectontwikkelaars (nog meer) zuur dreigen te maken.

Ons komt het voor dat dergelijke samenloop er eigenlijk al was. Ook voor 1 september 2021 kon een voorgenomen bouw- of milieuproject – zelfs parallel –  worden aangevochten worden voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen en voor de gewone (kortgeding)rechter, op grond van een voorgenomen eigendomsschending, een schending van een conventionele erfdienstbaarheid,  een onwettige vergunning, enz.  We zien ook niet in waarom op basis van artikel 544 oud BW niet preventief kon opgekomen worden tegen een voorgenomen omgevingsproject dat bovenmatige burenhinder zou veroorzaken.

Niettemin zal de explicitering van de mogelijkheid in het nieuw burgerlijk wetboek wellicht leiden tot een aantal ’testprocedures’ voor de vrederechter. We volgen de rechtspraak samen met u op en berichten u daarover.

Vooralsnog sluiten we ons aan bij het oordeel van B. SCHELSTRAETE, ”De preventieve vordering inzake burenhinder: een bijkomend wapen in het omgevingsrecht?’, TROS 2020, 303) :

‘Het nieuwe preventieve vorderingsrecht geeft een klagende buur ongetwijfeld bijkomende munitie, des te meer omdat er geen fout of kennelijke inbreuk moet worden aangetoond en het in beginsel volledig losstaat van de verkregen omgevingsvergunning voor een project.

Te vrezen valt evenwel dat de bewijslast voor de klagende buur een lastige kluif zal worden. De hinder zal immers moeilijk aangetoond kunnen worden vermits deze zich nog niet verwezenlijkt heeft en dus niet objectief vast te stellen is (bv. middels een geluidsstudie, vaststellingen door de gerechtsdeurwaarder, foto’s van wateroverlast …).µ

Het preventieve vorderingsrecht zal o.i. in elk geval geen milieustakingsvordering 2.0 worden. Het betreft eerder een lightversie van de milieustakingsvordering.

Om het in het wapenjargon te houden: het preventieve vorderingsrecht is zeker niet de bazooka om het nabijgelegen en betwiste project te bombarderen. Het zal eerder de pepperspray zijn waarmee men de manifest dreigende hinder van een nabuur kan afweren’.

Bron: Publius

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed