De invoering van Boek 6
en de impact voor de medische sector

Prof. dr. Christophe Lemmens (Dewallens & Partners)

Webinar op vrijdag 4 oktober 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024


Ondernemingsstrafrecht:
wat wijzigt er door boek I en boek II van het Strafwetboek?

Mr. Stijn De Meulenaer (Everest)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024

Het Hof van Cassatie hertekent de rechtspositie van echtgenoten gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen (Bright)

Auteur: Bright

Publicatiedatum: 06/03/2020

Vaak kiezen toekomstige huwelijkspartners voor een stelsel van scheiding van goederen vanuit de idee dat dit het meest eenvoudig is: elk behoudt zijn eigen vermogen hetwelk hij of zij dan geheel autonoom kan blijven besturen. Slaat het noodlot toe en komt het later tot een breuk, dan is alles netjes afgescheiden van elkaar en kan er zonder al te veel ‘poespas’ worden verdeeld. Althans zo denkt men!

Het grote gevaar schuilt erin dat huwelijkspartners ondanks hun gekozen huwelijksstelsel niet samenleven volgens de principes van een scheiding van goederen en een vermenging optreedt tussen de aanvankelijk duidelijk afgescheiden vermogens. Bovendien zijn de huwelijkspartners zich vaak niet eens ten volle bewust van de implicaties van hun huwelijkscontract en van het al of niet invoegen van bepaalde clausules.  Zo blijkt ook in de volgende casus.

Het Hof van Beroep Antwerpen

Bij arrest dd. 22 maart 2017 sprak het Hof van Beroep te Antwerpen zich uit over de situatie waarbij een vrouw – gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen – de afbetalingen had verricht van een hypothecaire lening voor een onroerend goed, exclusieve eigendom van de man.

Vereffening?

In het kader van de vereffening-verdeling na echtscheiding werd door de dame in kwestie een vergoeding gevorderd voor de door haar gedane investeringen in dit onroerend goed dat haar niet toebehoorde. Haar ex-echtgenoot vorderde op zijn beurt dat dit verzoek zou worden afgewezen, zich daarbij baserend op de klassieke bepaling in het huwelijkscontract waarin men stelt:

De echtgenoten zullen onderling om het even welke rekening kunnen opmaken of [contract] sluiten, behalve de beperkingen door de wet voorzien. De echtgenoten zullen onderling gewone of bijzonder geregelde onverdeeldheden kunnen tot stand brengen. De regeling van de onverdeeldheid en de bestemming ervan tot een bepaald doel zullen schriftelijk moeten worden opgemaakt. Indien de echtgenoten onverdeeldheden tot stand hebben gebracht, zullen zij er vrij een einde aan kunnen stellen en uit onverdeeldheid treden bij verdelingsakte, met of zonder opleg.

Bij gebreke aan geschreven rekeningen zullen de echtgenoten vermoed worden de rekeningen die zij verschuldigd zijn dag voor dag te hebben vereffend, met inbegrip van die rekeningen die betrekking hebben op de vergoeding voor het familiaal, het huishoudelijk of het sociaal werk van ieder van hen.

De verdeling van de gedurende het huwelijk verwezenlijkte besparingen evenals de vaststelling van de rechten van iedere echtgenoot bij een verwerving in onverdeeldheid, zullen vermoed worden gedaan te zijn in vereffening van de rekeningen die de echtgenoten wederzijds verschuldigd zijn.”

Het Hof van Beroep te Antwerpen oordeelde bij voormeld arrest dat voormeld beding slechts een weerlegbaar vermoeden schept dat geenszins het bewijs van het bestaan van een schuldvordering van de ene echtgenoot op de andere uitsluit. De appelrechters oordeelden concreet dat:

  • het beding in kwestie duidelijk slechts weerlegbaar was bedongen;
  • bedingen met deze strekking bovendien ook niet het bewijs uitsluiten van het bestaan van een schuldvordering van de ene echtgenoot op de andere;
  • dit inhoudt dat de geldtransfers vanuit de eigen rekening van verweerster en waarvan eiser niet voorhoudt dat hij deze bedragen ooit heeft terugbetaald, als bewijs kunnen worden gehanteerd voor de vordering van de verweerster;
  • afstand van recht niet wordt vermoed en een beding van afstand van rechten, onder andere van verrekeningsrechten, hoe dan ook van restrictieve interpretatie is.
Maar wat zegt het Hof van Cassatie?

In een arrest dd. 14.11.2019 werd deze zienswijze onderschreven door het Hof van Cassatie.

Het Hof van Cassatie stelt dat door toepassing van voormelde clausule in het tussen partijen gesloten huwelijkscontract “bij gebreke aan geschreven rekeningen” een vermoeden van verrekening geldt, zonder dat uitdrukkelijk wordt bepaald dat het vermoeden slechts door middel van een geschrift kan worden weerlegd.

Een dergelijk beding sluit het bewijs van het bestaan van een schuldvordering van de ene op de andere echtgenoot met andere woorden niet uit en de geldtransfers vanuit de eigen rekening van de dame in kwestie kunnen wel degelijk dienstdoen als rechtsgeldig bewijs ter staving van een vergoedingsvordering ten aanzien van de man.

Haaks op eerdere rechtspraak

De uitkomst van dit arrest staat haaks op hetgeen een aantal jaren terug nog werd gesteld door het Hof van Beroep te Gent dd. 25 februari 2016 met betrekking tot de toepassing van een geheel identieke clausule in een huwelijkscontract tussen 2 partijen waarbij de man kon aantonen dat hij zowel bij de aankoop van de bouwgrond als bij de oprichting van het onroerend goed erop dat zou strekken tot de gezinswoning substantieel meer had bijgedragen dan zijn echtgenote.

De man in kwestie haalde verscheidene juridische argumenten aan ter staving van zijn vordering tot vergoeding, zij het dan tevergeefs.

De rechter hield in dit concrete geval vast aan een strikte toepassing van de voormelde clausule die naar diens oordeel voor weinig interpretatie vatbaar was. Zo oordeelde de beroepsrechter in Gent dat de echtgenoten deze vorm van solidariteit vrijwillig hadden ingebouwd en wees hij erop dat de man in kwestie – niettegenstaande de duidelijke bewoordingen van zijn huwelijkscontract – er desalniettemin toch bewust voor had gekozen om over te gaan tot deze meerinvestering.

Had hij het in het huwelijkscontract ingeschreven vermoeden op dat moment uitdrukkelijk willen weerleggen had dit gekund middels de inlassing van een schriftelijke schulderkentenis en/of geschreven rekening, doch bij gebreke daaraan geldt het vermoeden onverkort (Gent, 25 februari 2016, TEP 2016, 481).

Versoepeling bewijslast

Daar waar eerder dus nog werd aangenomen dat het vermoeden dat tussen de echtgenoten werd afgerekend van dag tot dag enkel kon worden weerlegd aan de hand van een andersluidend geschrift, kan dit vermoeden nu wel worden weerlegd aan de hand van andere middelen, bv. rekeninguittreksels.

Dit resulteert in een aanzienlijke versoepeling van de bewijslast in hoofde van die echtgenoot die meent vergoedingsgerechtigd te zijn.

Anderzijds zal deze laatste aanvullend ook nog dienen aan te tonen dat de ‘investering’ waarvoor in het kader van de vereffening-verdeling een vergoeding wordt gevorderd van de andere echtgenoot, de normale bijdragen in de lasten van het huwelijk overstijgt, hetgeen telkens weer in concreto zal worden beoordeeld door de notaris en/of rechtbank.

Moraal van het verhaal

Teneinde discussie in het heetst van de strijd te vermijden kan het aangewezen zijn om in het huwelijkscontract duidelijk te stipuleren op welke manier het vermoeden van verrekening van dag tot dag kan worden weerlegd.

Laat u bij de redactie van uw huwelijkscontract dus steeds goed adviseren, teneinde onaangename verrassingen in de toekomst te vermijden.

Lees hier het originele artikel