De invoering van Boek 6
en de impact voor de medische sector

Prof. dr. Christophe Lemmens (Dewallens & Partners)

Webinar op vrijdag 4 oktober 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Consumentenbescherming bij de verwerving
van financiële diensten: de laatste ontwikkelingen (optioneel met handboek)

Prof. dr. Reinhard Steennot (UGent)

Webinar op donderdag 30 mei 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024

Fiducie : invoering in ons recht door de hervorming van het goederenrecht (LegalNews.be)

Auteur: LegalNews.be

Publicatiedatum: 13/11/2018

Reden voor de invoering

In het Belgische recht bestaan reeds sinds lang gefragmenteerde sporen van fiduciaire figuren of van figuren die, functioneel gezien, tot eenzelfde resultaat leiden (middellijke vertegenwoordiging, fideïcommis de residuo, kwaliteitsrekening, maatschap, administratiekantoren, enz.). Daarom verdiende het aanbeveling om, zoals in de ons omringende rechtsstelsels, ook naar Belgisch recht een fiduciaire figuur op te nemen, binnen de strikte grenzen die door het vermogensrecht worden opgelegd.

De bepalingen zijn wel subsidiair ten aanzien van andere, meer specifieke bepalingen.

De bepalingen zullen dus geen afbreuk doen aan specifieke fiduciaire figuren, zoals de bewindvoering in het kader van artikel 488/1 e.v. van het Burgerlijk Wetboek.

Definitie (art. 3.38)

Het bewind ontstaat door een contract wanneer één of meer personen goederen, of een geheel van goederen, overdragen aan één of meer bewindvoerders die de deze goederen gescheiden houden van hun persoonlijke vermogen en handelen in overeenstemming met een bepaald doel in het belang van een of meerdere begunstigden. De bepalingen van het huidige hoofdstuk zijn van dwingend recht.

Fiduciair vermogen (art. 3.39)

De bewindsfiguur situeert zich weliswaar op het snijvlak van goederenrecht en verbintenissenrecht, maar het specifieke van de figuur is wel gelegen in de zakenrechtelijke bescherming van de aanspraken van de begunstigde. De goederen blijven buiten zijn privévermogen en ondergaan dus niet de gevolgen van zijn insolvabiliteit. De persoonlijke schuldeisers van de bewindvoerder, dit zijn de andere dan de boedelschuldeisers, kunnen dus op deze goederen geen beslag leggen. Ook de vereffening-verdeling van zijn vermogen ten gevolge van overlijden of de ontbinding van het gemeenschappelijk vermogen tasten het fiduciaire vermogen niet aan.

Verhaalsrechten op het vermogen van de insteller (art.3.40)

Indien het fiduciaire vermogen ontoereikend blijkt te zijn om de aanspraken van de bestemmelingen van de fiduciaire goederen te voldoen, kunnen er geen verhaalsrechten contractueel worden beperkt of uitgebreid, precies ten einde de transparantie tussen alle schuldeisers te vrijwaren. Het residuaire verhaalsvermogen van de bestemmeling is niet het persoonlijke vermogen van de bewindvoerder, maar wel dat van de insteller van de fiducie.

Bewindvoerders (art.3.41)

Voorgesteld artikel:

“Als bewindvoerder kunnen optreden:

  1. een kredietinstelling in de zin van de Wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;
  2. een beleggingsonderneming in de zin van de Wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;
  3. een verzekeringsonderneming in de zin van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;
  4. instellingen voor collectieve belegging en hun beheersvennootschappen in de zin van de Wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen;
  5. advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders.”

In het ontwerp is de optie genomen om alle categorieën als bewindvoerder te laten optreden die vanuit professioneel oogpunt reeds goederen of gelden van derden onder zich hebben. Schuldeisers van dergelijke personen weten of behoren te weten dat zij niet op het volledige “schijnbare” vermogen van de betrokkenen mogen rekenen om hun vorderingen te verhalen. De opgesomde categorieën zijn alle onderworpen aan een prudentiële controle en/of aan deontologische verplichtingen in verband met het beheer van de goederen van derden.

Zakelijke subrogatie (art.3.42)

Eén van de mechanismen die erop gericht zijn om het fiduciaire vermogen te beschermen, is de zakelijke subrogatie. Het algemene principe van zakelijke subrogatie wordt daarom bevestigd, binnen bepaalde grenzen. Ook de vruchten moeten door de bewindvoerder in het belang van de  begunstigde worden beheerd. Hetzelfde geldt voor de vruchten van de onder fiducie gestelde goederen en voor de niet-periodieke opbrengsten ervan.

Contract onder bezwarende titel (art.3.43)

De fiducie mag niet worden aangewend om te ontsnappen aan de fiscale regels inzake schenkingen. Het schenkingsoogmerk kan geen geldige “causa” van een overeenkomst tot instelling van een fiducie vormen. Hoewel andere rechtsstelsels die beperking niet kennen (zie artikel 2062 Code civil Québec), lijkt ze noodzakelijk vanuit fiscale redenen, om te verhinderen dat het systeem van schenkingsrechten overhoop wordt gehaald.

Hoedanigheid van de begunstigde (art.3.44)

Een fiducie kan ook worden ingesteld ten gunste van degene die het instelt zelf. De begunstigde en de insteller zijn dus niet altijd andere personen, er hoeft niet noodzakelijk een driehoeksverhouding te bestaan. Dat is een algemene regel die in fiduciaire verhoudingen geldt, en in bepaalde situaties van vermogensbeheer een belangrijke rol kan spelen.

Verplichte vermeldingen (art.3.45)

Een contract die een fiducie tot stand brengt, moet op straffe van nietigheid volgende vermeldingen bevatten:

  1. de goederen die het voorwerp van de fiducie vormen
  2. de duurtijd van het bewind, die niet meer dan 99 jaar mag bedragen vanaf de ondertekening van het contract
  3. de identiteit van degene die het bewind tot stand brengt
  4. de identiteit van de bewindvoerder
  5. de identiteit van de begunstigde of, bij gebreke hieraan, de criteria op grond waarvan de begunstigde zal worden aangeduid
  6. de opdracht van de bewindvoerder en de omvang van zijn beheers- en beschikkingsbevoegdheden.

De identiteit van de partijen, de duurtijd van de overeenkomst en de goederen waarop de fiduciaire overeenkomst betrekking heeft, zijn bepalend om enige schijnsolvabiliteit in hoofde van de schuldeisers van de bewindvoerder tegen te gaan. Indien één of meerdere van deze bepalingen niet voorkomen, is het contract relatief nietig. Voor het overige zijn de gemeenrechtelijke geldigheidsvereisten voor een fiducie-contract dezelfde als in het gemene verbintenissenrecht.

Er bestaat geen beperking op de vraag wie als begunstigde kan optreden. De beperking van de hoedanigheid van degene die als fiduciair kan optreden en het verplicht bezwarende karakter van de fiducie bieden voldoende garanties.

Publiciteit van de fiducie (art.3.46)

De publiciteitsvorm hangt af van de aard van de overgedragen goederen:

  1. voor roerende goederen wordt aansluiting gezocht bij de Wet van 11 juli 2013 van de Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen (“Pandwet”), door de registratie in het nationale pandregister als basispubliciteitsvorm te nemen, en subsidiair ook de buitenbezitstelling als voldoende publiciteit te beschouwen.
  2. voor onroerende goederen wordt aansluiting gezocht bij het regime van de hypothecaire publiciteit.
  3. indien de fiducie zowel op roerende als op onroerende goederen betrekking heeft, moeten de publiciteitsvormen worden gecombineerd voor de goederen ut singuli.
  4. voor schuldvorderingen is geen bijzondere publiciteit vereist, wat in overeenstemming is met het regime van artikel 1690 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (“vormvrije cessie”).
Uitoefening van bevoegdheden door de bewindvoerder (art.3.47)

Wanneer de bewindvoerder handelt in uitvoering van zijn fiduciaire opdracht, moet hij hiervan uitdrukkelijk melding maken. Indien de fiducie goederen of rechten omvat waarvan de overdracht moet worden gepubliceerd, moet worden vermeld dat de bewindvoerder hierbij in zijn hoedanigheid als bewindvoerder optreedt.

Vertegenwoordigingsmacht (art.3.48)

De bewindvoerder heeft een algemene vertegenwoordigingsmacht, ten einde de rechtszekerheid voor de derde-medecontractant te verhogen. Die bepaling spoort met andere gevallen waarin iemand in hoedanigheid een mandaat heeft, zoals de absolute vertegenwoordigingsmacht van de advocaat en van de bestuurder van een vennootschap. Uiteraard geldt dat niet indien de derde wist of behoorde te weten dat de bewindvoerder de grenzen van zijn bevoegdheid te buiten ging. Enkel het gewekt vertrouwen wordt beschermd, buiten de grenzen van de schijnvertegenwoordiging, maar niet een derde te kwader trouw.

Wanprestatie van de bewindvoerder (art.3.49)

Er worden sancties voorzien indien de bewindvoerder zijn verbintenissen niet nakomt. Ook al heeft de fiduciaire figuur in de eerste plaats zakenrechtelijke gevolgen (vermogensbescherming), toch mag ook de verbintenisrechtelijke impact van de fiducie niet uit het oog worden verloren.

1. De bewindvoerder is ertoe gehouden om zijn fiduciaire opdracht op voorzichtige en redelijke wijze uit te oefenen in overeenstemming met het doel en de modaliteiten van het vestigingscontract. De bewindvoerder is met zijn eigen vermogen aansprakelijk voor de fouten die hij in uitvoering van zijn fiduciaire opdracht begaat.

2. Indien de bewindvoerder in gebreke blijft om zijn contractuele verbintenissen na te komen of indien hij de belangen van de begunstigde in het gedrang brengt, kan de begunstigde of degene die de fiducie heeft ingesteld, onder voorbehoud van andere sancties en contractuele bedingen, in rechte de aanstelling van een al dan niet voorlopige bewindvoerder vorderen. De rechterlijke uitspraak beëindigt van rechtswege de fiduciaire opdracht van de oorspronkelijke bewindvoerder en draagt het fiduciaire vermogen naar de nieuwe al dan niet voorlopige bewindvoerder over.

Einde van de fiducie (art.3.50)

De fiducie eindigt door:

  1. het overlijden van de natuurlijke persoon die de fiducie instelt, in welk geval de bewindsgoederen van rechtswege terug overgaan naar diens erfgenamen
  2. de verwezenlijking van het doel van het bewind
  3. een insolventieprocedure, het beslag of enig ander geval van samenloop tussen de schuldeisers van een bewindvoerder
  4. de verzaking aan de fiduciaire goederen door de begunstigde, in welk geval de fiduciaire goederen van rechtswege terug overgaan naar degene die het bewind heeft ingesteld
  5. het verstrijken van de duurtijd.

De meest gerede partij kan in dat geval de schrapping van de publiciteit eisen die aan de fiducie is gegeven, overeenkomstig de procedure die bij zakelijke zekerheden geldt.

Herroeping van de fiducie (art.3.51)

De algemene beginselen van het verbintenissenrecht zijn van toepassing: een contract die een fiducie tot stand brengt, kan worden herroepen zolang zij door de begunstigde niet uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard. Nadien kan ze enkel worden beëindigd of gewijzigd mits akkoord van de begunstigde.

Lees in het wetsontwerp de bepalingen inzake de fiducie