Tewerkstelling van buitenlandse werknemers:
nakende ingrijpende wijzigingen

Mr. Sophie Maes en mr. Simon Albers (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 25 april 2024


Recente wetgevende ontwikkelingen
met impact op de bouwsector

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Vereffening-verdeling van nalatenschappen:
16 probleemstellingen

Mr. Nathalie Labeeuw (Cazimir)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024

Grondwettelijk Hof stelt nieuwe schending Grondwet vast inzake voorrecht van rechtsmacht (Joachim Meese)

Auteur: Joachim Meese, advocaat

Publicatiedatum: 24/09/2020

In een zaak behandeld door ons kantoor heeft het Grondwettelijk Hof bij arrest van 24 september 2020 (nr. 124/2020) nog maar eens een schending van de Grondwet vastgesteld met betrekking tot het voorrecht van rechtsmacht.

De uitspraak kwam er naar aanleiding van drie prejudiciële vragen gesteld door het Hof van Cassatie in een arrest van 26 november 2019 (zie daarover ons eerder bericht).

Het Grondwettelijk Hof bevestigt opnieuw dat het ontberen van een regeling der rechtspleging na gerechtelijk onderzoek de toets van de Grondwet niet doorstaat. Dat is niet anders in het bijzondere geval dat de strafvordering lastens de houder van het voorrecht van rechtsmacht op het ogenblik van het afsluiten van het gerechtelijk onderzoek reeds is vervallen door een minnelijke schikking of door een sepotbeslissing van de procureur-generaal. In een dergelijk scenario kan het openbaar ministerie dus niet overgaan tot rechtstreekse dagvaarding van andere personen die samen met de houder van het voorrecht van rechtsmacht het voorwerp hebben uitgemaakt van het onderzoek, maar moet integendeel toepassing gemaakt worden van artikel 127 Wetboek van Stafvordering. Dat houdt dus in dat de zaak moet worden voorgelegd aan het onderzoeksgerecht, dat onder meer zal moeten beslissen over het al dan niet voorhanden zijn van voldoende bezwaren om een verwijzing naar de vonnisrechter te rechtvaardigen.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Geschillen & Procedure