Vastgoedtransacties
door én met administratieve overheden:
overheidsopdracht of uitgesloten vastgoeddienst?

Dhr. Constant De Koninck (Rekenhof)

Webinar op donderdag 13 juni 2024


Aansprakelijkheid van hulppersonen
in en buiten de contractketting.
Een analyse in het licht van Boek 6

Prof. dr. Ignace Claeys en mr. Camille Desmet (Eubelius)

Webinar op vrijdag 30 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact inzake verzekeringen:
een analyse aan de hand van 10 knelpunten

Mr. Sandra Lodewijckx en mr. Pieter-Jan Van Mierlo (Lydian)

Webinar op vrijdag 26 april 2024


Woninghuur in Vlaanderen en Brussel:
het antwoord op 25 praktijkvragen

Mr. Ulrike Beuselinck en mr. Koen De Puydt (Seeds of Law)

Webinar op dinsdag 27 augustus 2024


Het nieuwe Boek 6 en de impact
voor de bouw- en vastgoedsector:
10 aandachtspunten

Prof. dr. Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven)

Webinar op dinsdag 23 april 2024

Drie aandachtspunten bij de opmaak van een omgevingsvergunnings-aanvraag (adhemar.law)

Auteurs: Jan Roggen, Joris De Pauw en Laura Thewis (adhemar.law)

Publicatiedatum: 06/04/2021

Een goed onderbouwde vergunningsaanvraag maakt het voor een vergunningverlenende overheid eenvoudiger om een goed gemotiveerde vergunning te verlenen. Wij geven daarom graag enkele tips voor de opmaak van een goede vergunningsaanvraag.

1. VERENIGBAARHEID MET DE GELDENDE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

Voor elk gebied in Vlaanderen werden stedenbouwkundige voorschriften vastgelegd in de gewestplannen, in bijzondere plannen van aanleg en/of in ruimtelijke uitvoeringsplannen. Elke vergunningsaanvraag moet overeenkomstig artikel 4.3.1, §1, 1°, a)  VCRO worden getoetst aan de toepasselijke stedenbouwkundige voorschriften.

De toelichtingsnota bij de vergunningsaanvraag moet daarom in de eerste plaats een weergave bevatten van de stedenbouwkundige voorschriften die van toepassing zijn op het aangevraagde project.

Vervolgens is het van belang dat het project in concreto wordt getoetst aan deze voorschriften. Hoe beter en nauwkeuriger deze toetsing gebeurt in de aanvraag, hoe makkelijker het wordt voor de vergunningverlenende overheid om een goed gemotiveerde vergunning te verlenen.

2. VERENIGBAARHEID MET DE (PLAATSELIJKE) GOEDE RUIMTELIJKE ORDENING

Elke vergunningsaanvraag wordt eveneens getoetst aan de goede (plaatselijke) ruimtelijke ordening.

De vergunningverlenende overheid beschikt daarbij over een grote appreciatiemarge. Dat betekent dat deze beoordeling in zekere mate steeds subjectief is.

Bij de beoordeling over de verenigbaarheid van het aangevraagde met de goede ruimtelijke ordening wordt onder meer rekening gehouden met de volgende aandachtspunten en criteria:  de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en bodemreliëf, hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen. Daarbij moet steeds rekening worden gehouden met de doelstellingen van artikel 1.1.4 van de VCRO.

Een vergunningsaanvraag bevat dus best een motivering waaruit blijkt waarom het project op deze punten in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.

Zo is bijvoorbeeld vereist dat de vergunningverlenende overheid nagaat of het aangevraagde project verenigbaar is met de ordening in de onmiddellijke omgeving. Daarbij moeten het betrokken perceel, de omliggende percelen en de onmiddellijke omgeving in rekening worden genomen. Het komt er dan op neer de onmiddellijke omgeving zo goed als mogelijk in kaart te brengen en aan te tonen dat het project daarmee verenigbaar is.

3. HET UITSLUITEN VAN AANZIENLIJKE MILIEUEFFECTEN

Iedere vergunningsaanvraag die voorziet in de realisatie van een stadsontwikkelingsproject moet worden vergezeld van een project-m.e.r.-screeningsnota.

Gelet op de zeer ruime interpretatie van stadsontwikkelingsprojecten is het aan te raden aan elke vergunningsaanvraag voor een groter project een project-m.e.r.-screeningsnota toe te voegen.

Uit deze project-m.e.r.-screeningsnota moet blijken dat het aangevraagde project geen aanzienlijk milieueffecten zal veroorzaken.

Hoewel de project-m.e.r.-screeningsnota niet aan enige vormvereisten is onderworpen, worden best minstens de effecten van het project met betrekking tot volgende disciplines besproken: omgeving, biodiversiteit, mobiliteit, water, bodem, lucht, licht, geluid, onroerend erfgoed.

Conclusie: hoe beter de vergunningsaanvraag gemotiveerd is, hoe makkelijker het voor de vergunningverlenende overheid zal zijn om over te gaan tot het afleveren van de goed gemotiveerde  vergunning.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Bouw & Vastgoed