Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024


Tewerkstelling van buitenlandse werknemers:
nakende ingrijpende wijzigingen

Mr. Sophie Maes en mr. Simon Albers (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 25 april 2024

Gehuwde bejaarden in eenzelfde rusthuis, maar afzonderlijke afdelingen: geen huishouden en dus recht op tegemoetkoming voor bejaarden als alleenstaande volgens arbeidshof Gent (LegalNews.be)

Auteur: LegalNews.be

Publicatiedatum: 24/07/2018

De feiten

Mevrouw en wijlen haar echtgenoot waren gehuwd en woonden samen.

Op 16 februari 2015 werd de echtgenoot opgenomen in een rustoord en verbleef er in een kamer van de beveiligde afdeling voor personen met dementie.

Negen maand later, op 14 december 2015, werd ook mevrouw opgenomen in datzelfde rustoord, maar in de open afdeling.
Op 8 juli 2016 vroeg de bewindvoerder voor elk van deze mensen de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden aan.

Op 4 november 2016 neemt de FOD Sociale Zekerheid twee beslissingen (voor mevrouw en voor mijnheer), waartegen de bewindvoerder beroep aantekent bij verzoekschrift, ontvangen ter griffie van de arbeidsrechtbank Gent, afdeling Gent op 10 januari 2017.

Het vonnis van de arbeidsrechtbank

De arbeidsrechtbank voegde bij vonnis van 10 oktober 2017 beide zaken samen en verklaarde ze ontvankelijk doch niet gegrond.

De bewindvoerder gaat in beroep en vraagt:

  • dat de beslissingen van de FOD Sociale Zekerheid van 4 november 2016 ten aanzien van mevrouw en mijnheer worden vernietigd,
  • dat mevrouw vanaf 1 augustus 2016 of, in ondergeschikte orde, vanaf 1 februari 2017 als alleenstaande recht heeft op een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden categorie 3, dat vanaf 10 januari 2017 voor de berekening van de tegemoetkoming slechts de helft van de huwgemeenschap in aanmerking mag worden genomen en de geïntimeerde te veroordelen om aan mevrouw vanaf 1 augustus 2016 of, in ondergeschikte orde, vanaf 1 februari 2017 als alleenstaande een tegemoetkoming categorie 3 uit te betalen, te verhogen met de verwijlinteresten aan de wettelijke interestvoet van 1 augustus 2017,
  • dat mijnheer vanaf 1 augustus 2016 tot en met januari 2017 als alleenstaande recht had op een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden categorie 3 (sic), en geïntimeerde te veroordelen om aan mijnheer vanaf 1 augustus 2016 tot en met januari 2017 als alleenstaande een tegemoetkoming categorie 3 toe te kennen en deze uit te betalen aan eerste appellant q.q.

Het Agentschap Vlaamse Sociale bescherming vordert in besluiten het hoger beroep ontvankelijk en ongegrond te verklaren en het vonnis van de eerste rechter te bevestigen.

Het arrest van het arbeidshof

De vraag in dit dossier is of mevrouw en mijnheer een huishouden vormden. Het bedrag van de tegemoetkoming varieert immers naargelang men een huishouden vormt of alleenstaande is.

Eens mijnheer werd opgenomen in het rustoord woonden de echtgenoten definitief niet meer samen en vormden zij geen gezamenlijk huishouden meer. Zij hadden in die periode een aparte hoofdverblijfplaats. Ook werden zowel de oude gezinswonjng aan als het rustoord apart betaald en of onderhouden. Dat gegeven wordt op zich niet betwist.

Vormden zij dan opnieuw een ‘huishouden” vanaf de opname van mevrouw? Het hof meent dat dit niet het geval is. Zij hadden op datum van de aanvraag weliswaar terug een zelfde adres, maar het vermoeden van huishouden wordt weerlegd.

Voor de opname woonden zij apart, de loutere registratie door de opname van hetzelfde adres doet die feitelijke situatie van voorheen niet teniet.

Het is immers duidelijk dat de echtgenoten nooit meer zouden gaan samenwonen aangezien mijnheer wegens vergevorderde dementie werd opgenomen in een gesloten afdeling van het rustoord. Deze situatie was definitief, onomkeerbaar: zij kon naar geen enkele redelijke verwachting nog worden teruggeschroefd.

De beoordeling had mogelijks anders kunnen zijn indien één van de echtgenoten tijdelijk in een verzorgingstehuis had verbleven. Het tijdelijk apart wonen impliceert niet noodzakelijk dat men in wezen wel nog een huishouden vormt. Maar het omgekeerde geldt dan evenzeer, en is in deze casus echt wel aan de orde: de echtgenoten zouden nooit meer samenwonen. Die fase van hun leven was voorbij. Dat is later ook bewaarheid geworden met het overlijden van mijnheer. Met de opname van mijnheer bereikten beide echtgenoten de ultieme fase van hun levensloop. Het is respectvol dat te valoriseren, en de opname in het rustoord te aanzien als de laatste levensfase waarin zij op zichzelf werden teruggegooid,

De beoordeling van wat een “huishouden” is, hangt nu eenmaal niet enkel af van een boekhoudkundige berekening van inkomsten en uitgaven. Ook de wijze waarop men samenleeft en zijn tijd doorbrengt zijn ter zake erg belangrijk.

In een arrest van 9 oktober 2017, weliswaar met betrekking tot het werkloosheidsreglementering, stelt het Hof van Cassatie dat “om te kunnen besluiten dat twee of meer personen die onder hetzelfde dak wonen hun huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen en dus samenleven, Is vereist, maar volstaat het niet, dat zij een economisch-financieel voordeel behalen door een woning te delen. Daarvoor is tevens vereist dat zij ook taken, activiteiten en andere huishoudelijke aangelegenheden, zoals het onderhoud van de woonst en eventueel het inrichten ervan, de was, de boodschappen, het bereiden en nuttigen van de maaltijden gemeenschappelijk verrichten en daarvoor eventueel financiële middelen inbrengen”.

Het is duidelijk dat de casus van de echtgenoten evenmin aan die omschrijving van ’t huishouden voldoen.

Het staat ten andere ook vast dat zij in een andere afdeling en op aparte kamers verbleven. Mijnheer werd opgenomen in de gesloten afdeling voor personen met dementie, mevrouw in de open afdeling.

De kosten van het rustoord werden afzonderlijk gefactureerd. Het Agentschap geeft toe dat de kosten voor verzorging, verpleging, medicatie, eten,… apart werden aangerekend: die kosten “zijn immers individueel en worden dan ook individueel aangerekend.

Het gegeven dat persoonlijke kosten individueel zijn, zegt niets over het al dan niet vormen van een huishouden. Maar de aanrekening zegt dat wel. Het gegeven dat de kosten individueel worden aangerekend wijst op een situatie als alleenstaande, zelfs wanneer de kosten uit ‘eenzelfde pot” worden betaald, zoals het Agentschap het stelt.

Het hof besluit dan ook dat beide echtgenoten vanaf 1 augustus 2016 als alleenstaanden moeten worden beschouwd. De bestreden beslissingen van 4 november 2016 waren op zich logisch aangezien de administratie zich moet baseren op de gegevens van het Rijksregister. De appellanten dienden wel een gerechtelijke procedure op te starten.

De bestreden beslissingen worden vernietigd.

Lees het arrest van het Arbeidshof te Gent van 1 juni 2018

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid