Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Intellectuele eigendomsrechten in de onderneming:
wie is eigenaar van door werknemers en dienstverleners ontwikkelde creaties?

Dr. Nele Somers (ARTES) en mr. Veerle Scheys (Mploy)

Webinar op dinsdag 23 april 2024


HR-aspecten bij M&A transacties

Mr. Nele Van Kerrebroeck (Linklaters)

Webinar op donderdag 16 mei 2024


Tewerkstelling van buitenlandse werknemers:
nakende ingrijpende wijzigingen

Mr. Sophie Maes en mr. Simon Albers (Claeys & Engels)

Webinar op donderdag 25 april 2024


Vakantiedagen en het arbeidsrecht

Mr. Kato Aerts en mr. Sarah Witvrouw (Lydian)

Webinar op dinsdag 11 juni 2024

Cassatie 7 januari 2020 : het stakingsrecht is een grondrecht… als een ander (Eubelius)

Auteur: Véronique Pertry (Eubelius)

Publicatiedatum: 13/02/2020

Stakingen zijn een gekend fenomeen in dit land. Dus zou men kunnen veronderstellen dat er ook heel wat rechtspraak van de hoogste Belgische gerechtshoven over dit onderwerp bestaat.

Dit is nochtans niet zo. Het Hof van Cassatie gaf in 1981 in het mijlpaalarrest Debruyne een rechtsgrond aan het stakingsrecht en sprak zich in 1997 nog uit over stakingspiketten.

Het Grondwettelijk hof sprak zich recent nog uit in 2017 uit over de mogelijkheid om beperkingen in te voeren op het stakingsrecht (64/2017 en 101/207). Binnenkort worden nog uitspraken verwacht over het stakingsrecht bij de Belgische Spoorwegen. Op 7 januari ll kreeg het Hof van Cassatie opnieuw de kans om zich uit te spreken over het stakingsrecht.

Straf wegens kwaadwillig belemmeren van het verkeer: strijdig met het stakingsrecht ?

Een provinciaal vakbondsvoorzitter had in het kader van de algemene stakingsdag van 24 juni 2016 een aantal wegblokkades georganiseerd in het Antwerpse havengebied.  Hij werd vervolgens door het Hof van Beroep te Antwerpen schuldig bevonden aan het misdrijf van kwaadwillig belemmeren van het verkeer (art. 406, eerste lid, Sw).

De vakbondsman vecht zijn veroordeling aan bij het Hof van Cassatie. In één van zijn middelen roept hij in dat zijn sociaal grondrecht, nl. zijn stakingsrecht, zoals dat wordt beschermd door de artikelen 10 en 11 van het EVRM en artikel 6 van het Herzien Europees Sociaal Handvest (HESH) is geschonden. Het hof van beroep had volgens hem ten onrechte niet onderzocht of er in concreto een dwingende maatschappelijke behoefte bestond om zijn stakingsrecht te beperken.

De artikelen 10  en 11.1 EVRM bepalen respectievelijk het recht op vrijheid van meningsuiting en van (vak)vereniging. Het stakingsrecht wordt impliciet geacht daar deel van uit te maken.  Artikel 6.4 van het HESH verwijst zelfs expliciet naar het stakingsrecht.

Deze grondrechten uit het EVRM en het HESH zijn evenwel niet absoluut ; beperkingen zijn mogelijk mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In essentie moet een beperking bij wet (in de materiële zin) zijn bepaald en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving in het belang van o.m. het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Volgens vakbondsman is een beperking enkel mogelijk wanneer eerst in concreto is aangetoond dat er een dwingende maatschappelijke behoefte is om het stakingsrecht van hemzelf, in zijn functie van provinciaal voorzitter van de algemene centrale van het ABVV, te beperken door hem te straffen voor handelingen die hij heeft gesteld en waarvan wordt vastgesteld dat ze functioneel waren in een breder opzet.

Wat zou zo’n benadering in concreto dan moeten inhouden ? Betekent dit dat de toepassing van de betrokken strafrechtelijke bepaling op de vakbondsman enkel compatibel kan zijn met zijn stakingsrecht, indien eerst bewezen wordt dat er een dwingende maatschappelijke behoefte bestaat om door de toepassing van de strafrechtelijke bepaling, het stakingsrecht specifiek van de betrokkene te beperken?  Zo bekeken is het niet evident om zoiets in concreto aan te tonen. De toepassing van  het Strafwetboek lijkt in die benadering wel erg ondergeschikt te worden aan het stakingsrecht. Dergelijk bewijs lag in elk geval volgens vakbondsman niet voor en dus was de strafwet incompatibel met zijn stakingsrecht.

Cassatie : ook stakingsrecht kan aan beperkingen onderworpen worden

Het Hof van Cassatie is de vakbondsman in zijn in concreto benadering toegespitst op zijn persoon niet gevolgd.

Het Hof stelt vooreerst vast dat het recht te staken of te betogen geen absolute rechten zijn. Het Hof geeft daarop een eigen omschrijving van de mogelijke beperkingen. De beperkingen moeten daadwerkelijk beantwoorden aan doeleinden van algemeen belang en niet te beschouwen zijn als een onevenredige en onduldbare ingreep waardoor de beschermde rechten in hun kern zouden worden aangetast. De rechter oordeelt daarover onaantastbaar op grond van de feiten die hij vaststelt.

Het Hof van Cassatie verwijst daarop naar de voornaamste vaststellingen van het Hof van Beroep :

  • De wettelijke strafbepalingen die de veiligheid en de vrijheid van alle burgers raken, kunnen niet zonder meer en op absolute wijze opzij worden geschoven voor bepaalde fundamentele rechten, hoe waardevol en beschermingswaardig deze ook zijn. Een syndicale actie noodzaakt niet een strafrechtelijke vrijgeleide ;
  • Het doelbewust creëren van een potentiële gevaarsituatie, kan niet worden gerechtvaardigd door een recht van staken of een recht van verenigen. Het stakingsrecht en de overige rechten kunnen ook worden uitgeoefend zonder dat daarbij verkeersbelemmering aan te pas komt ;
  • Het voorkomen van ongevallen of van gevaar in het verkeer kan bezwaarlijk als niet-noodzakelijk voor de democratische samenleving worden beschouwd.

Het Hof besluit dat de appelrechters zowel op grond van de feiten die zij concreet vaststellen als van algemene beschouwingen over de verhouding tussen grondrechten en het Belgisch strafrecht, geoordeeld hebben dat de veroordeling van de vakbondsman niet tot gevolg heeft dat zijn stakingsrecht wordt onderworpen aan andere beperkingen dan deze die toegelaten zijn, te meer daar die veroordeling niet belet het stakingsrecht op een normale wijze uit te oefenen.

Conclusie : dus een grondrecht …als een ander

Het stakingsrecht wordt met dit arrest bevestigd in zijn status van grondrecht. Tegelijk blijkt uit dit arrest dat  het stakingsrecht niet op een voetstuk uittorent boven de andere grondrechten uittorent. Het grondrecht kan immers, net als de meeste andere fundamentele rechten, ook onder bepaalde voorwaarden ingeperkt worden. Het Hof van Cassatie preciseert hiermee de contouren van het stakingsrecht die het -zeer ruim- uitgezet had met het Debruyne arrest en sluit zich hiermee eigenlijk aan bij de rechtspraak van het Grondwettelijk hof over dit onderwerp.  Belangrijk hierbij is te noteren dat het hierbij niet nodig is dat vooraleer tot beperking mag worden overgegaan, eerst nog in concreto de dwingende maatschappelijke behoefte t.a.v. de betrokken staker is aangetoond.

Lees hier het Cassatie-arrest van 7 januari 2020

» Bekijk alle artikels: Arbeid & Sociale zekerheid