Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Faillissementsrecht:
recente wetgeving én rechtspraak anno 2024

Mr. Ilse van de Mierop en mr. Charlotte Sas (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 6 december 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024

Een ‘afgeleide’ aansprakelijkheidsvordering tegen de curator door een schuldeiser: niet voor vandaag, hopelijk wel voor morgen (Corporate Finance Lab)

Auteur: Eline Hoogmartens (Corporate Finance Lab)

Publicatiedatum: 08/02/2018

Kan een schuldeiser die zich benadeeld voelt door een handelen of nalaten van de curator een aansprakelijkheidsvordering instellen ten behoeve van de boedel? Het is interessant die vraag te bekijken door naar de minderheidsvordering in het vennootschapsrecht te kijken.

Minderheidsvordering in vennootschapsrecht: geen succes, maar cruciaal mechanisme

De raad van bestuur vertegenwoordigt de belangen van de aandeelhouders in de vennootschap. Nochtans vallen deze belangen niet steeds samen met die van de raad van bestuur. Wanneer de raad van bestuur de belangen van de aandeelhouders foutief of niet behartigt, kan dit ertoe leiden dat de aandeelhouders de raad van bestuur aansprakelijk willen stellen voor schade veroorzaakt aan de vennootschap. De schade die gemeen is aan de aandeelhouders heet “collectieve schade”.

In de praktijk zal de meerderheid van de aandeelhouders zelden de vennootschapsvordering instellen, aangezien zij vaak zelf deel uitmaakt van de raad van bestuur. De minderheidsvordering uit het vennootschapsrecht (art. 562 W.Venn. voor de naamloze vennootschap) maakt het echter mogelijk dat minderheidsaandeelhouders alsnog de raad van bestuur kunnen aansprakelijk stellen. Door de minderheidsvordering in te stellen tegen de raad van bestuur, stellen de minderheidsaandeelhouders eigenlijk de vennootschapsvordering in eigen naam, maar voor rekening van de vennootschap in.

De klassieke minderheidsvordering blijkt in de praktijk geen succes door haar beperkte toepassingsgebied, het bestemmingsvermogen van de opbrengst van de vordering (nl. het vennootschapsvermogen) en de moeilijke bewijslast. Nochtans is haar onderliggende mechanisme cruciaal. Door de minderheidsvordering in eigen naam, maar voor rekening van de vennootschap in te stellen, beschikken minderheidsaandeelhouders alsnog over een actiemogelijkheid tegen de raad van bestuur zónder de gelijkheid van de schuldeisers in gevaar te brengen of de raad van bestuur een dubbele veroordeling tot schadeloosstelling te laten riskeren. Toelaten dat de opbrengst van de minderheidsvordering uitsluitend toekomt aan schuldeisers die de vordering instellen zou haaks staan op het collectieve karakter van de schade, dat vereist dat de vergoeding van de aansprakelijkheidsvordering alle schuldeisers ten goede komt overeenkomstig de wettige redenen van voorrang.

Afgeleide vordering bij faillissementsaansprakelijkheid voor kennelijk grove fout: respect voor collectieve karakter schade en gelijkheid van schuldeisers sinds wetswijziging in 2017

Dat laatste heeft de wetgever nu ook begrepen inzake de faillissementsaansprakelijkheid voor kennelijke grove fout. Schuldeisers in de boedel lijden eveneens collectieve schade wanneer de raad van bestuur een kennelijk grove fout heeft gemaakt die heeft bijgedragen tot het faillissement.

Oud artikel  530 W.Venn. bepaalde voor naamloze vennootschappen dat het bedrag toegekend door de rechter, beperkt tot het nadeel geleden door de schuldeisers die de vordering hebben ingesteld, uitsluitend toekwam aan de schuldeisers die de vordering instelden, ongeacht enige vordering vanwege de curator in het belang van de boedel van de schuldeisers. Deze vordering stuitte op fundamentele kritiek doordat ze een direct gevaar vormde voor de gelijkheid van de schuldeisers en een mogelijke dubbele veroordeling tot schadeloosstelling voor de raad van bestuur betekende.

Na de wetswijziging in 2017 bepaalt art. XX. 225 §3 WER inzake de vordering faillissementsaansprakelijkheid voor kennelijke grove fout dat een benadeelde schuldeiser deze vordering kan instellen in eigen naam, maar voor rekening van de faillissementsboedel. Op deze manier komt de wetgever tegemoet aan de vaak aangehaalde inertie van de curator inzake de faillissementsvordering voor kennelijke fout, maar dan zónder de gelijkheid van de schuldeisers te verstoren en een dubbele veroordeling tot schadeloosstelling te riskeren. Meer bepaald bepaalt art. XX. 225 §3 WER dat de benadeelde schuldeiser deze vordering enkel mag instellen indien de curator de vordering zelf niet instelt binnen een maand na hiertoe door de benadeelde schuldeiser te zijn aangemaand. Daarnaast kan de curator tussenkomen in de door de schuldeiser ingestelde procedure. Deze wetswijziging is toe te juichen, in het bijzonder vanuit het leerstuk collectieve schade.

Minderheidsvordering bij aansprakelijkheidsvordering tegen de curator: niet voor vandaag, maar hopelijk wel voor morgen?

Niet voor vandaag…

Het is te betreuren dat de beschreven vorderingsmogelijkheid inzake faillissementsaansprakelijkheid voor kennelijke grove fout niet geldt voor andere aansprakelijkheidsgronden waar schuldeisers ook geconfronteerd worden met collectieve schade. In het bijzonder kan gedacht worden aan de aansprakelijkheidsvordering die schuldeisers in de boedel zouden willen instellen tegen de curator wanneer deze foutief handelt of nalaat om te handelen bij faillissement. De curator, die de belangen van de schuldeisers in de boedel vertegenwoordigt, zal zich immers niet zelf aansprakelijk stellen ter vergoeding van de door hem veroorzaakte collectieve schade. Net daarom is het cruciaal dat schuldeisers in de boedel over een aansprakelijkheidsvordering tegen de curator beschikken.

Naar huidig Belgisch recht beschikken schuldeisers in de boedel niet over een dergelijke vordering. Het Hof van Cassatie heeft meermaals geoordeeld (zie bijvoorbeeld Hof van Cassatie 23 februari 2012) dat schuldeisers bij faillissement geen individueel vorderingsrecht voor afgeleide schade hebben. De principe-arresten van het Hof hebben voornamelijk betrekking op afgeleide schade binnen de vennootschapscontext, waarbij het de aandeelhouders zijn die afgeleide schade lijden. Nochtans staat het buiten kijf dat dit principe ook geldt voor de aansprakelijkheidsvordering tegen de curator: schuldeisers in de faillissementsboedel hebben geen individuele aansprakelijkheidsvordering tegen de curator. Drie hoofdmotieven voor deze rechtspraak zijn de gelijkheid van de schuldeisers en andere belanghebbenden, geen dubbele veroordeling tot schadevergoeding en het persoonlijke karakter van de schade.

Bovendien zijn bestaande actiemogelijkheden voor schuldeisers in de boedel ontoereikend in de praktijk. Zo is het onduidelijk of de schuldeisers de langdurige en kostelijke procedure om de curator te vervangen ook kunnen gebruiken om de oude curator aansprakelijk te stellen. Een curator ad hoc aanstellen is dan weer duur, tijdrovend en niet voor de hand liggend, omdat de curator zelf het belangenconflict moet aankaarten. De vergadering van schuldeisers vereist een gewone meerderheid en de afrekeningsvergadering naar aanleiding van de afsluiting van het faillissement komt te laat.

… hopelijk wel voor morgen!

Daarom zet ik in mijn bachelorproef “Interne aansprakelijkheidsvordering tegen de curator voor afgeleide schade” (Jura Falconis Prijs 2017) uiteen hoe het mechanisme van de minderheidsvordering uit het vennootschap naar analogie kan – en m.i. zou moeten – worden toegepast om de aansprakelijkheidsvordering tegen de curator voor schuldeisers in de boedel mogelijk en tegelijk aantrekkelijker te maken dan de minderheidsvordering uit het vennootschapsrecht. Hierbij ik voort op de vergelijking tussen de faillissementsboedel en een vennootschap aangehaald door prof. J. Vananroye.

Onderstaande synopsis geeft een beknopte weergave van mijn voorstel om schuldeisers in de boedel alsnog een (aantrekkelijke) actiemogelijkheid te geven bij de inertie van de curator. Het mechanisme van de minderheidsvordering is hierbij cruciaal:

  • Ten eerste zou de drempel van 1 % wegvallen om geen enkele schuldeiser zijn subjectief (eigendoms)recht op schadevergoeding te ontnemen. Art. 780bis Ger.W. houdt roekeloze vorderingen tegen.
  • Ten tweede is het aangewezen om de initiatief nemende schuldeiser een voorrecht te geven ter waarde van de opbrengst van zijn vordering. Zo blijft de paritas creditorum behouden, terwijl het incentive voor de schuldeiser om de curator intern aansprakelijk te stellen groter wordt. Bij een succesvolle vordering vallen de gerechtskosten evident ten laste van de boedel. Nochtans zou de terugbetaling door de boedel wenselijk zijn, wanneer een vordering die redelijkerwijze kans op slagen had, toch misliep. De rechter-commissaris zou (voorafgaand) op aanvraag van de schuldeiser hierover kunnen oordelen.
  • Ten derde is het belangrijk dat schuldeisers reeds tijdens de faillissementsprocedure de curator intern aansprakelijk kunnen stellen. De schuldeiser kan de curator aanmanen om een vordering in te stellen. Wanneer die na een maand niet reageert, kan de schuldeiser met het mechanisme van de minderheidsvordering hetzij een derde aanspreken, hetzij de curator aansprakelijk stellen. In het eerste geval kan de curator nog tussenkomen en de vordering verderzetten. Daarbij is het belangrijk dat de schuldeiser enige controle over “zijn” vordering behoudt.
  • Ten vierde bindt een door de curator gesloten dading de schuldeisers, tenzij hij overeenkomstig het gemene recht de nietigheidssanctie heeft verkregen.

Geïnteresseerden kunnen de bachelorproef nu lezen in Jura Falconis Jg. 54, 2017-2018, nummer 4, p. 754-801.

Lees hier het originele artikel

» Bekijk alle artikels: Insolventie & Faillissement