Faillissementsrecht:
recente wetgeving én rechtspraak anno 2024

Mr. Ilse van de Mierop en mr. Charlotte Sas (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 6 december 2024


Aandeelhoudersovereenkomsten
in het licht van de nieuwe wetgeving

Mr. Michaël Heene (DLA Piper)

Webinar op vrijdag 31 mei 2024


Het nieuwe Boek 6:
de impact op de werkvloer

Mr. Chris Persyn (Cautius)

Webinar op donderdag 4 juli 2024


Zekerheden: een update
aan de hand van wetgeving en rechtspraak

Mr. Ivan Peeters en mr. Philip Van Steenwinkel (Hogan Lovells)

Webinar op vrijdag 8 november 2024

Cass. 21 juni 2018: vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag tijdens gerechtelijke reorganisatie (Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht)

Op grond van artikel 164 KB/WIB kan de belastingadministratie een vereenvoudigd derdenbeslag leggen ten laste van de belastingplichtige. De belastingplichtige kan binnen 15 dagen verzet aantekenen tegen het vereenvoudigd derdenbeslag. Indien dergelijk verzet wordt ingesteld, dan behoudt het beslag haar bewarende werking op voorwaarde dat de ontvanger binnen een maand een uitvoerend beslag heeft gelegd overeenkomstig de artikelen 1539 e.v. Gerechtelijk Wetboek (art. 165 KB/WIB).

Echter,tijdens een gerechtelijke reorganisatie dienen we de regels van artikelen 164 en 165 KB/WIB samen te lezen met de artikelen 30-31 WCO (thans artikelen XX.50-51 WER). Volgens deze artikelen kunnen voor schuldvorderingen in de opschorting: 1) geen middelen van tenuitvoerlegging op de roerende of onroerende goederen van de schuldenaar worden voortgezet of aangewend (art. 30 WCO) en 2) kan voor dergelijke schuldvorderingen tijdens de opschorting geen beslag worden gelegd (art. 31, 1ste lid WCO). De reeds eerder gelegde beslagen behouden hun bewarend karakter, maar de rechtbank kan, naargelang van de omstandigheden, er de opheffing van bevelen op voorwaarde dat de opheffing van het beslag geen beduidend nadeel veroorzaakt aan de schuldeiser (art. 31, 2de lid WCO).

Aangezien de procedure voor het behoud van het fiscaal derdenbeslag haaks staat op het bijzonder regime van tenuitvoerlegging en beslag tijdens een gerechtelijke reorganisatie, besluit het Hof om “de gevolgen van het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag tijdens deze procedure geheel af te stemmen op de artikelen 30 en 31 WCO. Uit het geheel van deze bepalingen volgt dat het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag zijn bewarende werking behoudt tijdens de periode van opschorting tenzij hiervan opheffing wordt bevolen op grond van artikel 31 WCO.

Bijgevolg oordeelt het Hof dat “de appelrechters die oordelen dat het door de ontvanger gelegde fiscaal derdenbeslag dient worden opgeheven aangezien geen uitvoerend beslag werd gelegd binnen de termijn van een maand na het verzet door de belastingplichtige verantwoorden hun beslissing niet naar recht.

» Bekijk alle artikels: Insolventie & Faillissement